FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147  
148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   >>   >|  
ouwen van haren gelen borstdoek. Ze was daar een beeld van eenzaamheid en stilte, van eendere verve als de doodgaande dag en zwijgend als de nacht, die zou komen. Ze had ook in deze kamer die albeheerschende beteekenisse, zoodat Goedele noch Johannes de zoetigheid van 't geluchte haast niet storen dierven en zich spoedden om weer vrij te zijn in den open buiten. Maar buiten was nu de wonderlijke avond aan gang en ze geraakten seffens in de stemming van de droomerige stonde. Ze gingen stille arm aan arm, langs verlaten wegels woudewaarts, en keken mijmerend naar hunne dobble schaduw, die schuins tegen de barms oprees of verder in gedoken grachten wegzakte. Heel wijd, waar 't endelooze geboomte somberde, klonk de matelijke roep van een boschuil. De avond weefde allerzijds een doorzichtig gewaad van goudgele en oranje en warm-roode tinten, en de hooge populieren stonden rekewijs aan den rand der beemden, met bronzen stam in 't zachte licht. Rijzekens streuvelde een blood gewaai erlangs, en een hoogste blaadje wiegelde tenden het roerloos getwijg, daarboven danig zwart tegen 't groen-blauwe deemsteren van den hemel. Ten oosten nevelde de grauwte al dikker en dikker en, als ze zich ommekeerden, zagen ze 't donkere schaliedak van de hoeve mee vergaan met de duisternis, die ginder trage werd opgestapeld. Even riemde omhooge langs de schouw een lintje witten damp, en 't begon heel subtiel rond te ringelen, wispelturig en speelsch, tot het openpluimde en uiteendonsde en dood was. Goedele drong dichter bij Johannes aan. In haar rustte al 't geweld van den schoonen dag en ze had nu een zachte behoefte om 't niet in gichtigheid weer op te jagen. Ze wilde rustig zijn. Ze voelde zich meegroeien tot eene effene vrede, met den peiselijken avond, en ze zou niets hier breken, noch door onsierlijk gebaar noch door kwetterend gezegde. Ze leefde even sterk als in den nanoen, maar 't was tegenwoordig een bewustvolle, rijpe leven, de moutere uitslag van 't schaterend rumoer over dag. Sprakeloos gingen ze en drongen binnen 't nachtlijke woud. Hij vroeg of ze entwat vreesde. Het docht hem dat hare hand beefde en ze meteen de bangheid taakte, die onder 't somber gewelf der beuken varende was. Hij omvatte hare leen en drukte haar lijf zoetekens tegen het zijne. Ze blikte naar hem dankbaar op en hij zag een vluchtige straling opflikkeren in hare oogen. --Weent ge? Ze boog haar hoofd diepe aangedaan en schudde 't nadien ontkennend
PREV.   NEXT  
|<   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147  
148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   >>   >|  



Top keywords:

buiten

 

dikker

 

zachte

 

gingen

 

Goedele

 

Johannes

 

behoefte

 

gichtigheid

 

rustte

 

geweld


schoonen

 

peiselijken

 

breken

 
effene
 

rustig

 

dichter

 
voelde
 
meegroeien
 

aangedaan

 

ontkennend


schouw

 

nadien

 
lintje
 

witten

 

omhooge

 

riemde

 

opgestapeld

 

openpluimde

 

schudde

 

uiteendonsde


onsierlijk

 

speelsch

 

wispelturig

 

subtiel

 

ringelen

 

gezegde

 

dankbaar

 

beefde

 

blikte

 

entwat


vreesde

 

meteen

 

somber

 
omvatte
 

gewelf

 

varende

 

drukte

 

zoetekens

 
bangheid
 
taakte