|
r.
Romaan, die dat pover bedrijf onachtzaam had bijgewoond, werd nu meteen
getroffen door al dat groote verdriet. Hij kwam op een morgen bij de
sponde staan en nam voorzichtig de beenderige handen van het wijveken.
Hij sprak met aandoening, bad dat ze beteren zou, zich niet laten
weghongeren alzoo en koeragie hebben.
--Koeragie, tante. Ze zuchtte. Ze vroeg:
--Koeragie?
De blosjes, die voortijds zoo liefelijk een verve legden op hare kaken,
waren weggezonken in de algemeene bleekte van heur aangezicht. Ze
stamelde:
--Ik kan niet ... ik kan niet, jongen....
Hij streelde hare vingeren. Hij beweerde dat ze wel kon, als ze zich nu
eens een beetje dwingen wou. Ze moest geen groot geweld doen en haar
eigen niet bezeeren. Alleen toegeven, en redelijk zijn....
--Niet waar, tante?
Ze glimlachte droeve. Ze wist wel dat hij goed was en deugdelijk--maar
ginder hooge spookte de vervaarlijke gramschap van Ons-lieven-Heerken.
Met vreesachtige aarzelingen zei ze 't hem.
--Mag ik het u zeggen?
Hij kuste haar op haar voorhoofd, en ze zei 't hem, al weenend. Al 't
ongeluk dat gekomen was en al 't ongeluk dat nog komen zou, ze droegen
hier gedrijen de waarachtige schuld ervan.
--Gijlie hebt 't bedreven, en ikke, mijn jongen, hebbe 't geduld. Waarom
heeft Madeleen u dat allemaal niet uitgelegd? Hoor eens.... Waarom is uw
gang dweers tegen den wil van God? God is de sterkste.
Ze taterde zoo een heel en tijd, tot ze moe werd, tot haar asem te kort
schoot en ze dan midden een woord haperen bleef. Hare oogen vielen
langzaam toe. Ze fluisterde:
--Wilt ge mij niet begrijpen?
Hij drukte haar gewillige handen. Hij had zelf te veel geleden om leed
van anderen te stichten. Hij verwonderde zich dat tante Olympe in
waarheid leed droeg. Hij boog zich, hij knielde om dichte bij haar te
zijn. Hij streek lijze over haar slapen en bezag haar lange, zooals ze
daar klein-hijgend te rusten lag. Hij lispelde:
--Tante Olympe, slaapt ge?
Hare lippen roerden en een glimlach speelde erlangs. Hij zei:
--Tante Olympe, wij zien u allemaal geerne. Ja ja ... tante Olympe ...
we moeten wij u gehoorzaam zijn....
Hij voelde zelf de aandoening komen en kittelen in zijn neuze. 't Docht
hem dat al zijne theorieen tegenover het tastelijk dood-gaan van deze
goede vrouw nietig werden en zonder werkelijken uitslag. Wat was hier de
macht van eene utopische bespiegeling? Hij werd het in een slag van
zijne zenuwen gewaar: het zou een schoonhe
|