lve en dwong haar eigen 't geluid van
onverschillige woorden op. Ze dacht:
--Het is zoo best.
Maar, al had ze Johannes sinds lange vaarwel toegezegd in alle haar
gepeinzen en al was ze hem niet dankbaar, hem, die haar gegeven had wat
ze niet kon behouden, toch was haar zijn verre aftocht een onverweerbare
emotie. Het was haar als de plechtige onherroepelijke staving van haar
gebroken liefde. Ze had wel geen liefde meer, en het kon haar dan ook
niet deren dat hij, de liefde en de schuld, zich voor altijd verwijderd
had.... Spijts alles, deed haar deze verwijdering zeer. Het was lijk een
graf, dat men ommedelft en vernielt.
Romaan wist nog meer. Hij was vertrokken heel alleene, en zijne vrouw
was bij hare ouders in Engeland, met haar zoontje teruggekeerd. Goedele
had een droeven uitroep:
--Ha! het was een zoontje....
En Romaan keek subiet verwonderd op, plots zwijgend en nadien gretig
zijn koffie opslurpend.
--Weet ge wanneer hij vertrokken is? vroeg Goedele.
Hij zette onvoorzichtig zijn kommeken neer en zei kort, in schijn geen
acht gevend op zijn woorden:
--Daags na Paschen.
--Daags na Paschen?
Zij schrok en zag in haar geest het zotte gezicht van Mariette. Waar was
Mariette naar toe?
Romaan merkte dat ze schrok en dat hare vingeren over het tafeldoek
koortsig aan 't peuteren gingen. Hij keek dan strak en hard in hare
oogen, speurde er de vergeefs bedwongen aandoening, en zijne hand
grabbelde met een reik naar heure hand.
--Goedele!
Ze blikten altegelijk op naar hem. Zijne wenkbrauwen schoven angstig
omhooge, alsof hem iets heel wreeds trof, iets dat niet te gelooven was
en zich zonder waarschuwing had vastgeankerd in zijne hersenen. Maar
Goedele stond rechte meteen en schokte weg in een luidelijk geschater.
Ze ging leunen tegen 't raam om beter haar koortsigen lach te verdragen
en ze bukte zich bijwijlen, neergeduwd door onverklaard pleizier. Ze
giechelde:
--Neen! dat is een lol, broer!--Nu wordt ge--grappig! Zeg eens--zeg eens
wat ge denkt.... Nu zult ge leute hebben, menschen.... Ferm!
Tante Olympe had reeds pleizier op voorhand en lachte mee. Romaan zat
beteuterd rond te zien en Madeleen krulde, halvelings glimmend, haar
lippen omme. Goedele merkte dat ieder begrepen had, en grijnsde:
--Gek, hee! Maar hoe komt hij eraan!...
--Ja, hoe komt hij daaraan!
En niemand zei in woorden wat hij dacht, omdat de zake zoo gevoelig zich
voordeed, en ... ja, omdat 't allemaal toch zottigh
|