FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   173   174   175   176   177   178   179   180   181   >>  
brauwen. Ze zou spreken. Ze zou den laatsten slag hem toebrengen en zonder deernisse slaan. Ze voelde dat ze 't alaam geworden was van het noodlot. Ze zei: --Ik mag niet.... Ge moet weg, weg ... weg.... Ik ben bezoedeld.... Ik,--ikke.-- Hare oogen bleven plots wijdopen en verwilderd staren naar de deur, en haar kinne begon subiet te beven, zodat hare tanden klopten over mekaar: op den drempel stond Ursule. Ursule, als eene doode zoo bleek, stak hare armen vooruit. Haar witte nachtrok plooide in rechte vouwen omlage en ze was aldus grooter, vreeslijker dan ooit. Vierkantig spookte boven hare breede schouders haar schrikkelijk aangezicht. Ze riep: --Hee-la! Ze naderde, en dof dreunde elke stap op het vloertapijt. Ze leunde tegen den muur, vatte overhand de stoelen en geraakte tot aan de tafel. Ze rok haren groven hals uit naar heur kind, en een bovenmatelijke haat omdeed haar ganschelijk. Ze reikte stuipachtig hare handen en vingerde koortsig in de leegte, reutelend: --Hier! Hier, prije--en zwijgen! Ze bekeek vluggelings Sebastiaan en riep hem: --Ze liegt! En weer scharrelde ze voorwaarts, grijpend naar Goedele, te wege neer te stuiken over haar. Ze kreet: --Zwijg!... Ha-a-a! ik zal u leeren, ik zal u beteren, ik zal uw tonge wegduwen in uw rompe.... Ze zag dat Goedele week en geweld deed om te spreken; gedurig tastte ze gretig ernaar om haar vaste te pakken en te temmen. Ze was buiten zinnen en sleurde haar lamme beenen of stekte ze stokkestijf naar voren. En niets zou haar tegenhouden: ze wilde haar dochter de kele toenijpen om haar het spreken te beletten, en driftig, kwaad om hare eigen traagzaamheid, volgde ze dien wil. Als Goedele tegen de kasse aanstiet en niet verder meer wijken kon, brak meteen haar benauwde angst. Tegenover moeder en tegenover Sebastiaan, ze moest spreken en ze zou. Ze hakkelde: --Laat me.... Ze drong thoope, veerdig voor alle straf, stiet haar hoofd achterover en zei: --Ik ben zwanger. Ze zag het lijf van Sebastiaan pijnlijk opschokken en het witte kleed van moeder een grooten armzwaai uitbreiden in 't geluchte. Zonder een woord, met een luidelijken slag, stortte Ursule neer op den vloer. Albien stiet de deur open, kwam binnen gelopen en begon seffens te huilen. Goedele dacht niets, voelde niet en stond halstarrig te bibberen. De lampe had een eendelijk licht, het licht dat bijwijlen 's winters uit de mane zijgt. Tenden den donkeren gang beloerde Rik de bo
PREV.   NEXT  
|<   173   174   175   176   177   178   179   180   181   >>  



Top keywords:

Goedele

 

spreken

 

Sebastiaan

 

Ursule

 
moeder
 

voelde

 

beletten

 
toenijpen
 

driftig

 
wegduwen

verder

 
wijken
 

aanstiet

 

volgde

 
traagzaamheid
 

tegenhouden

 

temmen

 

buiten

 

zinnen

 

pakken


ernaar

 

gretig

 

tastte

 
gedurig
 

geweld

 

sleurde

 
stokkestijf
 

stekte

 

beenen

 

dochter


huilen

 

seffens

 

halstarrig

 

bibberen

 
gelopen
 

binnen

 
stortte
 

Albien

 

donkeren

 
beloerde

Tenden

 

bijwijlen

 
eendelijk
 

winters

 
luidelijken
 

thoope

 
veerdig
 
hakkelde
 

benauwde

 
Tegenover