FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178  
179   180   181   >>  
er zijn zonderling gebaar. Hij sprak dan, schokkend, jagend de woorden de eene na de andere, in een asem zijn liefde zeggend. Het was een andere precies. Goedele had gemeend dat hij altijd maar vertijen zou in een welsprekenden, kouden minnehandel, en ze had althans lichter 't gedacht van een huwelijk met hem aangenomen. Ze merkte nu in zijne oogen iets dat haar Johannes herdenken deed. Haar bloed schoot in plotselingen afkeer opwaarts. Hij sprak: --Daar foltert mij een pijnlijke knaging. Daar is nievers een peiselijkheid. Daar is nievers een deugdelijke kilte. Daar is overal, overal--u! Wat moet ik doen met al mijn gelijke dagen? Hertel de vele maanden, die reeds verloren zijn achter ons. Ik kan niet meer verdragen 't idee van langer wachten en meer verlies. Maar kijk! wat zult ge beslissen? Ik ben onmachtig. Ge zijt zeer lief met me. We moesten saam wegvluchten uit gindsch groote huis van de stad. En alhier zijt ge gevlucht--en gij hebt het gansche huis meegenomen! Herbegint dan hier een leven, dat ik gindsch reeds beleefd heb? En zal ik u van dichtebij verlangen en nooit u hebben? En ben ik in waarheid niet dichtebij? Het was, bij Goedele, afkeer. Ze was te wege hem van haar weg te stooten. Ze wilde niet dat hij haar gedurig krenken zou met de bekentenis van eene liefde, die haar walgde. Ze huiverde als ze bedacht, dat hij die liefde opketste om ze bij haar te komen stillen. Ze wilde niet. Hard staalde hare koppigheid dien wil. Ze wrong zich los met een korten ruk en zag hoe plots zijn wezen hopeloos werd. Hare verhouding tot dezen man kwam haar klaarder te voorschijn en ze boog haar hoofd. Ze was niets. Ze had gezondigd buiten alle mate, en 't woord, dat moeder ten opzichte van Madeleen uitgespuwd had, ratelde opnieuw in hare ooren. Ze was niets. Met gretigheid moest ze alle boeten aanvaarden, want geen boete was groot genoeg. In een haastig zicht schemerden voor haar op het droeve gezicht van de vrouw en het blonde kopje van het kind, uit Johannes' atelier. Die beiden staarden naar heur en de vreemde blik, die in hun oogen lag, weende er van zoo endeloos een smette.... Ze boog haar hoofd. Ze zou trouwen. Ze zou alle opoffering aannemen, en geen toekomst was nog in te winnen. Twee tranen biggelden een endeken aan den tjop van hare wimpers en vielen, zonder hare wangen te taken, in den avond. Ze fluisterde: --Ik doe ... wat ge wilt.... Hij naderde en omarmde haar, en zijne lippen kwamen gulzig rusten o
PREV.   NEXT  
|<   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178  
179   180   181   >>  



Top keywords:

liefde

 

dichtebij

 

Johannes

 

overal

 
nievers
 

gindsch

 

afkeer

 
andere
 

Goedele

 
gretigheid

uitgespuwd

 
ratelde
 

opnieuw

 

koppigheid

 
aanvaarden
 

boeten

 

Madeleen

 

klaarder

 

verhouding

 

hopeloos


buiten

 

gezondigd

 

moeder

 
opzichte
 

korten

 

voorschijn

 
endeken
 

biggelden

 

vielen

 

wimpers


tranen

 

aannemen

 

opoffering

 

toekomst

 
winnen
 

zonder

 
wangen
 

kwamen

 

lippen

 
gulzig

rusten

 

omarmde

 
naderde
 

fluisterde

 
trouwen
 

smette

 
droeve
 
gezicht
 

blonde

 
schemerden