aar hoed
ontdoen en seffens zaten ze gedrijen rond de tafel, gemoedelijk elk zijn
nieuws vertellend.
Romaan was, lijk vroeger, opgeruimd en leutig. Niets van het droeve
verleden was op zijn blij gezichte nog te bespeuren, dan enkel een
kleine groeve midden zijn voorhoofd. Hij was weer kloek geworden en zijn
blikken weer zoo diep-verstandig, zoo vlug-schitterend. Hij bukte zich
over het tafelberd al sprekend, en tikkelde met zijne vingeren op
Goedele's hand. Hij merkte wel de moede treurnisse, die zij mee had
gebracht. Hij merkte hoe ze vermagerd was en hoe hare wangen, mat van
verve, de donkerte van hare oogen nog versomberden. Hij had medelijden.
Een blauwe ader sloeg uit op hare slapen. Hij wilde 't allemaal
wegbabbelen met plezierig getater.
--Er is nieuws, hoor!
Hij vertelde dat tante Olympe ganschelijk genezen was, sinds zijn
huwelijk, en dat ook hier het geluk teruggekomen was. Tante Olympe had
geen zorgen meer. 's Uchtends was ze de eerste uit het bedde, maar na
den noene moest zij er binst een uurken weer in.
--Ze ligt nu haar uiltje te vangen.
Tante Olympe had maar een verlangen meer: uit dees huis gaan en in
zonniger wijken wonen en een schoon keuken hebben met een verlakte
stove.
--Djeezes, ja, die verlakte stoven! schaterde Madeleen.
Tante Olympe sprak alle dagen daarvan. Ook had Romaan besloten dat hij
verhuizen zou. De woonste was hier anders zoo onuitstaanbaar niet.
Mariette zong niet meer, maar nu was Madeleen den ganschen dag door aan
het zingen. Goedele vroeg:
--Mariette?
--Ze is vertrokken daags na Paschen, niemand weet waarheen. Haar vader
is hier gebleven en alle veertien dagen krijgt hij geld. De bazin van
den ellegoedwinkel maakt zijn teele eten en snijdt zijne boterhammen.
Hij sukkelt zoo. Hij en sakkert noch en grommelt niet meer. 't Is
daarboven heel rustig, heel droeve geworden, maar Madeleen maakt
tegenwoordig leutig lawaai....
Madeleen was verlegen en boog haar hoofd, en, onder zotte
haarkrullekens, werden kriekerood hare ooren. Romaan begon luidop te
lachen. Hij stoop zich naar heur toe en fluisterde plagend:
--Mag ik 't zeggen?...
Ze schudde pruilend haren kop en pinkte een twijndraadje weg, dat over
hare mouw hing. Hij kittelde haar in haar nekke en lispelde zonder
genade:
--Hee?... mag ik? Zal ik 't maar uitbellen?... Hij blikte schalks op
naar Goedele en pinkoogde snel. Dan rechtte hij zich en leunde
gemakkelijk met zijne ellebogen op de tafel. Hij likte
|