illen denken, een beetje. Ik zou willen
alles bezien, eerst, en de toekomst doen opklaren. Ik zie niet goed
daarin....
Ursules mond viel in gramschap open:
--Hein?
--Ge moogt u niet opjagen, moeder. Ik zal u gehoorzamen. Laat me eens
stille overwegen....
Ursule zakte thoope in den konk van de witte lakens. Ze deed hare oogen
toe en hare vingeren krulden te zamen, stuipachtig geweld doende onder
de sargie.
De nacht was teenemaal aanwezig, en rijzekens haperde nog een schuchtere
blauwigheid langs de ruiten van het venster. Goedele stak dan het
gaslicht aan, en de vlamme sprong laaierig omhooge, waarachtig de stilte
brekend, die lastig in de kamer was gedrongen.
* * * * *
De villa werd aangekocht, opgeschikt en seffens bewoond. 't Was voor
Goedele in den beginne een versch leven, en ze vond hare gansche
bezigheid in den tuin, waar 't alles zoo gezellig was aangelegd. Kleine
wegelkens kruisten er dweers en door, en diverse borduren van rozen en
geraniums en ander gebloemte kleurden sierlijk erlangs. Vooral de wijdte
van den grooten hemel was haar eene deugddoende nieuwigheid. Ze volgde
met emotie de langzame vaart der wolken, daar bollend pluimlichte in de
zonnige diepten....
Maar naderhand was de grootsche doening der natuur een kwalijke
aanstoot, en 't driftige verleden, met al zijne gulzige levendigheid en
zijne onstuimige passies, doemde opwaarts allentwege. De opzuilende
duisternis viel in reten open en, omvoold arets door azurig geschemer,
stegen de verschillige beelden van hare liefde.
Ze zag Johannes.
Hij en wekte geen afkeer bij haar. Hij was geworden een droom, niet te
genaken, en ze kon, zonder wroeging, in gepeinzen herleven het zoete
bedrijf van hunne jeugd. En alles was verre, verre....
Tot somtijden haar boezem te hijgen begon en ze sterkelijk versche
roerselen gewaar werd in haar lijf. De ruimte om haar was haar nog te
nauw. Haar vleesch tingelde en gloeide.... Ze liep dan in huis en
babbelde onzinnig met vader, of ging neerzitten nevens Sebastiaan,
leunen tegen zijn schouder en strak beloeren het vrome gepeuter van
zijne vingeren. Zoo kwam de rustigheid stilaan terug, en terwijl ze weer
opkeek naar 't verleden, was alles verder nog dan te voren, heel verre,
heel verre.
Als 't were schoon was en de volle zomerzonne neerklaterde in gouden
fonkeling overal, wandelde ze alleene met Sebastiaan het wijde veld
omme. Sebastiaan kwam kort na den noene, en z
|