eid was. 't Geval
hing echter tegenwoordig in 't geluchte aan het groeien en, al sprak men
verder over kleine dingetjes, 't bleef daar hangen en alle gepeinzen
kwamen 't gedurig taken binst zijn groei.
Als later Goedele veerdig stond om huiswaarts te keeren, klonken de
groeten hard en menig, zonder de lieve innigheid, waarmee ze bij haar
komste omwonden waren. Ze ging de trap af en zag de drij gezichten in de
donkerte van 't deurgat knikken op haar. Ze bepeinsde zich een wijlken,
wenkte dat tante Olympe meegaan zou naar beneden en stopte haar moeders
geldbeurze in de hand, fluisterend:
--Dat is voor de verlakte stove!
Ze liep de strate langs, die in den voor-avond heel rustig en geluidloos
was, en ze geraakte gauw binnen de ruchtige stad. Ze zou zich haasten om
nog den vroegsten trein te treffen en dan voor Sebastiaan thuis te zijn.
In haar hoofd kruisten, ondereen in woelige wanorde, hare nieuwe
gedachten. Ze beredeneerde haar minste gewaarwording en wist endelijk,
buiten alle angstigheid of driften, een uitlegging te vinden voor elk
gevoel. Johannes was vertrokken, en zijn vrouw, zijn kind waren
vertrokken. Ze zou ze nievers onverwachts ontmoeten en ze kon nu stille,
zonder stoornisse, de zoete vergetelheid laten zinken over alles. Wat
baatte het verder te treuren? Alles was goed. Kwam niet, na zooveel
ongeluk, de heilzame vrede in Romaan's huisgezin weer? Wiezeken was
dood. Wat baatte het verder te treuren? Daar zou een nieuw kind komen.
Johannes was weg. Daar zou een versche genegenheid haar herte van alle
wanhoop verwijderd houden. Zij moest meehelpen, meebouwen hare toekomst
en niet machteloos wegzakken in 't onveranderlijk verleden. Sebastiaan
was braaf en edelmoedig. Hij zou haar omringen met zijne gewillige
dienstveerdigheid. En de heerd zou warm worden. Ze glimlachte en
peinsde:
--Wat ben ik dwaas!
Ze besloot hare zwakheid te overwinnen en hare oogen voorgoed van hare
herinneringen af te wenden. Ze zou zich met koppigheid losrukken en
niets meer betreuren, wat toch niet te verbeteren viel.
--'t Wordt eene onuitstaanbare dwingelandij! Ja, zekerlijk. Ze zou dien
last afwerpen van hare schouders en aandachtig alles schikken voor 't
nieuwe leven, dat aanving. Ze moest alle dingen bekijken langs den
voordeeligen kant en niet gedurig de afwezigheid beweenen van wat ze
eens, toevallig en buiten recht, bezeten had. Ze moest Sebastiaan leeren
kennen. Ze kende hem niet: hij was haar onverdraagbaar geweest
|