, omdat
hij Johannes niet was. Nu echter zou ze hem van dichtebij beschouwen en
zijne schoone deugden bewonderen. En hij had haar lief. Hij zou haar
vele doen vergeven, dat hij niet laten kon. Te gare zouden ze endelijk
brave geneuchten beleven en hun huizeken voelen teenemaal lauw worden
van eender geluk. Saam zouden ze Romaan bezoeken, en Romaan zou met
Madeleen ook bezoek brengen. En later zou ze aan haar broer teruggeven,
wat moeder hem ontnomen had....
--Moeder geeft 't hem misschien vanzelf.... Ja, zekerlijk. En vader zou
insgelijks inniger een figuur worden in haar leven. Ze beloofde, met een
zacht medelijden, dat ze hem het wonder elektrisch tuig zou aankoopen,
waar hij met zoo sterk een begeerte van gesproken had. Den ouden Rik
moest ze tevens genegen zijn. Ze zou hem zijn zotte grillen laten
bewaren en al eens heimelijk een blinkenden knop in zijn bereik gooien.
Ze zou hem niet naloeren, als hij 's nachts zijn povere rijkdommen ging
bewonderen en bepootelen. Hij zou gerust sterven, zonder gestoord te
worden.
--We doen wij allemaal dwaas, en we moeten genadig zijn....
Ja, zekerlijk. En ze zou ook moeder onvoorwaardelijk involgen.
Ze voelde dat tegenover moeder haar grootste ongelijk was. Ze had moeder
verraden en ze moest in de toekomst alles boetveerdig weer goed maken.
Ze zou moeder gehoorzaam zijn en maar doen wat ze soms zoo wild
verlangde. 't Zou altemets lastig zijn, dat stekelig cijferen en hoekig
handelen met geld. Maar moeder zou 't op een ende zelf opgeven. 't En
was niet meer dan een tijdelijke grilligheid, en later zou ze ook de
vlakke vrede benaderen, met Sebastiaan en Romaan, altegare onder de
zoetige lampe.
Goedele liep even nog een pasteibakkerij binnen en bestelde met de
gauwte een potje chocolade en een rhumkoekje. Het was in leutige
opgeruimdheid dat ze hier was ingedreveld, en ze zette zich neer, met
kinderlijke gretigheid wachtend. Ze at gulzig en de reuk van den drank
speelde aangenaam in haren kop. Ze had zich, peinsde ze, zonder
weerkomste uit het leelijk verleden geworsteld. Ze jubelde binnenzijds.
--Wat ben ik blij!
Al kriebelde nog ievers een bijzondere angstigheid ... Want een gevaar
kon opdoemen binst de dagen, die over haar versche leven varen moesten.
Ze had een vagen schrik, zonder dees onzeker gevoel te kunnen uitleggen.
En toch, algelijk, ze had vertrouwen en ze slurpte met plezierige
slokjes de welriekende chocolade op. De oude dame, die ze op den trein
gezien
|