FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179  
180   181   >>  
p haren mond. Ze dacht aan moeder, die nu zeer tevreden zou zijn, en dan zonk precies de wereld weg om haar. Ze neep hare oogen dichte en zakte, zonder hope, te lore in haar overgroote leed.... De maaiers torten ook moe en zwaar, langs de gele wegen, alhier en alginder, sprakeloos, naar huis. * * * * * XV. Als ze vernam dat het huwelijk vast besloten was, bloosde Ursule van ingetogen vreugde. Voor haar was dus de beslissende zegepraal nabij. Ze zat in haren leunstoel te gichelen en ze voelde zich oogenblikkelijk beter worden. Ze murmelde: --Ik genees! Ze kon echter nog uit haar zetel niet. Hare beenen bleven lam en haar rugge was zonder sterkte. De trouwdag werd bepaald. Elkendeen was haastig om de gebeurtenisse te naderen. Maar Goedele werd nu door nieuwe angsten bekneld. Ze wilde niet meer eten, en blauwe randen vielen diepe in, onder hare oogen. Ze was altemets zoo bleek over gansch haar wezen, dat ze een zieke geleek, en ze werd naderhand uitermatelijk zwak. Bijwijlen was 't alsof een gewichte opschoof uit hare maag en hare keel kwam stoppen. Ze kon 't door zwelgen niet doen neerzijgen en deed dan vergeefsch geweld om het op te stooten langs haren mond. Moeder omringde haar met ijverige bezorgdheid en vreesde dat ze zoo aan 't wegkwijnen zou geraken. Ze veinsde eene al-omstreelende goedheid en haar minste woord was van eenige liefde. Op een morgen, binstdat ze met Goedele alleen zat in de lage voorkamer, wilde ze de getuigenis geven van hare brave gevoelens. Ze reikte haar het sleutelken van hare geldkist over en zei: --In 't bovenste laagje ligt een kleine beurze met goudmunt. Neem die, en breng me die. Werktuigelijk ging Goedele en kwam met het beursje terug. Ursule liet de rinkelende stukken overeen neerschuiven in haren schoot en begon ze zorgelijk te tellen. Ze vingerde luierig erover, betastte met wegende traagzaamheid elk geel schijveken, en fluisterde: --Negenhonderd--duizend--twaalfhonderd, twaalfhonderd, twalef.... Ze keek op naar Goedele en een ongewone glinstering blikkerde onder hare neergeduwde wenkbrauwen. Ze bedwong dees driftig geschitter en lijk te voren verkregen hare oogen de straling van 't koude staal. Ze sprak, fleemend: --Wilt ge me nog van dienste zijn, mijn kind? Het is zoete weer buiten. Ge zijt bleek en ge zoudt moeten wandelen door 't bloote geluchte, ja, ja.... Wilt ge in den nanoen tot binnen de stad eens loopen? S
PREV.   NEXT  
|<   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179  
180   181   >>  



Top keywords:

Goedele

 

Ursule

 

twaalfhonderd

 

zonder

 
Werktuigelijk
 

beursje

 

beurze

 
goudmunt
 

neerschuiven

 
vingerde

tellen

 
luierig
 

erover

 

betastte

 
zorgelijk
 

stukken

 

overeen

 

kleine

 

schoot

 

rinkelende


bovenste

 

liefde

 

morgen

 
binstdat
 

alleen

 

eenige

 
omstreelende
 

goedheid

 

minste

 

voorkamer


geldkist

 

wegende

 

laagje

 

sleutelken

 
reikte
 

getuigenis

 
gevoelens
 

schijveken

 

buiten

 
dienste

moeten

 

binnen

 
loopen
 

nanoen

 
wandelen
 

bloote

 
geluchte
 
fleemend
 

twalef

 
ongewone