het huizeken zoeken, en de zachte kamer en
het blauwe bedde. Hare lippen bewogen en ze lengde hare kinne opwaarts
om te roepen,
--Johannes! Johan!... Ho! Johan!...
Ze schrok, en haar gezicht werd koud, en een traan, omlage wiegelend,
brandde er een gloeiende strepe. Ze bracht hare hand aan haren mond,
en bleef zoo, zonder geluid, zonder gebaar....
De dame tuurde lijk te voren door 't lawaaierig vensterken, en buiten
schoven nu de zware huizen en sombere schouwen der stad voorbij.
* * * * *
't Was over. Langs de woelige straten ging Goedele en ze haastte zich
niet, soms kinderlijk aandachtig bij de uitstalling van een modewinkel
verwijlend. Ze vroeg zich niet af, hoe ginder bij Romaan en Madeleen nu
't leven was. Ze tort onverschillig door en 't was zonder weten dat ze
bij plaatsen haperen bleef. Even zoo trage en gewillig als ze in Heysse
rondzwerfde, tort ze hier door. Ze dacht niet aan 't geld, dat moeder
haar had meegegeven, en ook het uitzonderlijk gedoe van moeder had haar
geen oogenblik opgehouden. Alle feitjes, die gezamenlijk den morgen en
den noene uitmaakten, 't waren feitjes buiten haar en ze leefde langzaam
daartusschen. Ze kocht een pakje snuisteringen voor tante Olympe.
--Die goeie tante Olympe!
Ze glimlachte; maar seffens waren hare gedachten anderzijds en ze stond
vol zorgen naar een keuze van kanten en borduursels te staren. Ze zei
bij haar eigen:
--'t Wordt allengs tijd dat ik wat voor mijn huwelijk schik....
Ze kon zonder aandoening heel lang onderwege peinzen, al gaande, over
haar huwelijk. 't En was haar geen zeerdoend beeld. 't Zou een gewoon
voorval worden, lijk alle voorval geworden was om haar.
Ze geraakte in de zwijgende steeg, waar Romaan woonde. Als de reuk van
den ellegoedwinkel nijpend in haar neus opschoot, voelde ze wel een
subiete leegte in haar herte, en ze moest een wijlken rusten op de trap.
Binnen huis was nievers geruchte.
Ze klopte aan de deur en draaide zelve daarna de klinke open. Madeleen
zat in de keuken en Romaan stond bij 't venster een dagblad te
overkijken. Ze blikten alle twee te gelijk op en hun gezichte ontvouwde
zich tot een vriendelijken groet:
--Kijk! wie daar toch endelijk is!
--Dat is wel zusje....
Ze kwamen af naar Goedele en kusten haar warm, en ze bloosde al lachend.
Ze voelde de taking van de zachte deugdelijkheid, die hier huisde, waar
niets koud of vreemd haar toescheen. Ze liet zich gedwee van h
|