id zijn van zijn ziele, die
uitblinken zou, als hij nu tante Olympe, spijts de rhetoriek van een
bovenzinnelijk stelsel, wou helpen. Zijn gemoed brak, binst den troost,
dien hij in ontroerde gezegden haar gaf:
--We moeten wij doen wat gij zegt.... En het is zeer waar, al wat ge
zegt.... Bekijk me eens....
Ze was moe en trage hief ze hare wimpers op. Dankbaar keek ze naar hem
en hij taakte de teere liefde, die hare blikken omstraalde.
--Bekijk me..., ik ben immers uw zoon ... ik zal trouwen met Madeleen.
Zult ge spoedig weer genezen?
Ze knikte. Ze bleef hem bezien en ze grabbelde gretig met haar bevende
vingeren naar zijn hoofd. Ze zoende hem en hij voelde de snikken
opschokken in haar lijf. Ze kon niet spreken. Ze was danig gelukkig....
En ze genas ook. Ze liep lijk te voren ijverig en gedienstig de kamers
rond en, na een paar weken, ontbloeide de pleizierige blos op 't
tjoppeken van haar kaken. Het huis was nu vol van de nieuwe gebeurtenis
en Romaan was tevreden, omdat alles zoo vol geraakte. Hij was wel een
beetje verlegen als hij de zaak aan Johannes uitlegde, en daar kwam dan
een kleine koortse langs zijn woorden. Johannes beluisterde hem zonder
spreken, al spelend met zijn rietje langs de reetjes van den vloer. 't
Gesprek liep heel zonderling ten ende en een kilte bleef haperen in 't
geluchte.
Voor Goedele was 't eene ontzettende verwondering. Ze werd teenemaal
ongemakkelijk en, in haar boezem, schartte een onbekend gevoel.
--Trouwen!
Het woord weergalmde in haar hersens en 't deed meteen een heele doening
naderen, die--sinds wanneer?--och! al zoo lange verwijderd was. Als
hooge schaduwen togen de vroegere beelden voorbij, en de schrikkelijke
vaart van al die groote donkerten bracht een zware angst in haar hert.
Wat was er nu gaande? Ze had het gevoel dat men haar verliet. Ze had de
verschooning van haar handelen gevonden in Romaan's onregelmatigen
toestand. Nu liet Romaan haar in den steek. Ze was kwaad. Ze was nijdig
vooral op Madeleen. In de grondige demoralisatie, waarin ze zich had
laten meeslepen, meende ze dat Madeleen nu ophield te blijven wat
Goedele nog was, om iets te wezen dat Goedele niet meer vermocht te
worden. Ze had de wettige sensatie daarvan.
--Madeleen verheft zich!
't Rinkelde in haar hoofd en 't verlamde hare leden. De lieve geur van
gindsch zoete slaapkamer kwam redeloos opwalmen in haar neus en--was
daar iets viezelijks in, tegenwoordig? Ze verklaarde niets aan haar
ei
|