en, naar achteren en buiten zicht geduwd
door gindsche vervaarlijke somberheid.
Goedele luisterde naar moeders asem, als ze sliep, of beloerde haar
minste gebaar, als ze lastig te spartelen lag onder de sargie. Ze lonkte
alles na, bezorgd en ordelijk. Ze handelde niet ganschelijk bewust, maar
bevreesd voor nieuwe rampen, die ze niet bepalen kon en waar ze nievers
een opkomende oorzaak voor ontwaarde. Ze handelde heel bang--tevreden
dat ze handelen mocht en dus den zeerdoenden tijd opstoppen, die
tallenkant met benauwde leegten te gapen hing. Ze bedwelmde zich met
werken, met hergaan; ze maakte zich zwaar-dom in gestadige beweging om
niet, al rustend, achterwaarts te kijken naar de hooge schim van 't
verrichte noodlot.
Na de derde week kreeg Ursule heur sprake terug, maar ze was nog niet
losgeraakt uit eene luie verwikkeling van hare gedachten. Ze was lijk
eene die, verdwaasd na een harden slag, zich om alles verwondert en
niets met zekerheid benaderen durft. Bij Ursule echter ging dat
lanterfantig gedoe van hare hersens gepaard met de sprongen van hare
prikkelbare lastigheid. Ze lag altemets stille te kouten met Goedele.
--Zie eens hoe de zonne ringskens teekent over de ruiten.
--Ja, ringskens.
--En hoe ze sterrekens puntelt in het stof, de ruimte langs....
--Ja.
Ze deed dan meteen een kwaad gebaar en riep:
--Wat een boel! De lucht is dikke van vuilnis.... Maar wie kuischt hier,
wie moet hier het huis opruimen en zuiver houden? Of wilt ge mij
allemaal den dieperik inhelpen met uwe wanorde.... Leegaards! Leegaards!
Ze was niet te stillen, en ze schreeuwde tot heel blauw haar hals werd
en ze nadien, al hijgend, roerloos wegzakte in de kussens.
Goedele baadde dan haar voorhoofd met ijswater en paaide haar heel
zoetig, belovend dat ze voor alles zorgen zou.
Andermaal waren ze getweeen precies aan het spelen met Seppie. Goedele
rolde een balletje papier en gooide 't over den vloer. Het hondje sprong
gretig er naar toe, trachtte het beweeglijk speelgoed vaste te vangen
tusschen zijne grabbelende voorpooten en wilde 't gek-vlugge vaneen
rukken tusschen zijne tanden. Zijn muilken snuffelde haastig hier en
daar, hapte vergeefs te dichte of te verre. De bal joepte kantewaarts,
rees langs zijne onervaren nagels weg en liep een endeken wijder. Seppie
bleef een wijle plattebuiks loeren en wachten tot dat levendig ding
stille zou blijven. Hij mat zijn wip, pootelde slibberend naar voren en
stiet dwaas tegen 't
|