w van de al-zoete harmonije en
spinde een draad van het broze gewaad der stilte. De stilte bleef omdoen
de mooie werking van den schuivenden tijd en van hun stralende liefde.
En zoo gebeurde 't dat Goedele sprak, alsof Johannes een vrage had
gedaan.
De weg verbreedde meteen. De boomen, die boven de bane hunne takken tot
een dicht gewelf hadden vereend, gingen vaneen en stonden in ronde rote.
Uit den hemel viel een aarzelend licht en kwam onderaan bibberen
langsheen het roerloos getwijg.
Ze torten niet verder. Ze blikten daarboven en tuurden in 't
zwart-blauwe geluchte, naar ginds, waar duizenden sterren optikkelden,
in wonderbare krioelinge. Hunne lippen krulden rijzekens omme en ze
beloerden verrukt 't gefonkel van den ontzaglijken hemel, die over hen,
in zilverig gedrup, zijne wijdsche blijheid uitstortte. Overal zijpelde
het zachte licht en 't wielde menig de tinteling ommentweere langs de
bolle diepte, allerzijds raderkens draaiend van kostbare juweelen. 't
Was een kleurgedaver zonder ruste, al kransen en roerende ranken, al
weelde en djentige rijkelijkheid, holderdebolder dooreen, hel en
prillevend en speelsch. 't Vulde alom de ruimte, 't daalde precies,
't omvatte hunne slapen en 't fleerde langs hunne vingeren. Johannes
murmelde, dichter komend:
--Verwijder u niet....
Goedele zei, begeesterd, ontrukt aan de hardheid van de eerde:
--Stil.... Ik sta in het licht.
Op dees oogenblik was geen minste leegte meer tusschen hunne lijven, en
tegare sloten zich hunne gepeinzen aan. Hooger dreven ze, waar geen
gevaar hun machtig leven kon bedreigen en geen verwijt bezeeren het
lieve bedrijf van hun ziel.
't En was geen duizeling, die rapper hun bloed door hunne leden joeg.
Ze waren vervoerd, zwevend in 't onmetelijk geluchte, waar duizendvoud
ringelde 't beweeglijk gesternte. Ze hadden geen verlangen. Ze beleefden
in trage stonden de gebeurende voldoening van al hunne lusten. Hij
omarmde haar, smeekend:
--Verwijder u niet....
Ze stotterde, nauw hoorbaar, haar hals uitlengend en pinkend met hare
wimpers:
--Ik ... ikke ... ikke....
Ze vond niet het woord--daar was geen woord.... Daar was de zalige
stilte, de stilte vol van 't zilvertjokkend geluid der sterren....
Toch de stilte, die niet te storen was.
--Houde'k u? Hebbe'k u? U ... u...? vroeg hij, en 't was lijk een verre
gedruisch, waarlangs belde het lichte sterrenspel. Ze voelde hem
tallenkant. Hij was niet buiten haar. Waar ze al tastte, hij w
|