FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166  
167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   >>  
den de plaatse, naar een besluierde schilderij, zakte moedeloos zijn hoofd op zijne borste. Zonder roeren stond ze, haar vinger gestadig naar 't geheimzinnige doek gericht. Hij tort langzaam vooruit en deed de zwarte vool vallen. Uit een duisteren achtergrond drong vlak naar voren, met intense uitdrukking, 't gezichte van een vrouw en 't blonde koppeken van een kindje. De vrouw en bezag het kindje niet, en ook het kindje keek niet op naar zijne moeder. Ze stegen uit de grauwe duisternis, die schemerde achteraan, en ze staarden, over de gulden lijst, rechte vooruit. Niets was hier bestaande dan deze gezichten: hunne lijven, somber bekleed, vielen weg in de schaduwen ommendom, maar geweldig sprongen uitwaarts de bleekheid van de vrouw en de zoetige blondheid van het kindje. Eene groot-menschelijke schoonheid lag droomend om 't gelaat van de moeder: rijzekens ingevallen waren hare wangen en een kleine diepte blauwde onder de slapen, maar sierlijk was de vorm van haar gansche wezen. De effene blankheid van haar voorhoofd straalde hevig onder de warme verve van heur vaste haar en een klaarte omlijnde de regelmatige buiging van haar neuze. Lichtelijk beschaduwd was haar bovenlip, binstdat de ronde kinne onderaan in halve helderheid optinkelde, en te midden rijp-rozig praalde, in strengen neergang, haar fijne mond. Deze vrouw was niet schoon door uiterlijke schoonheid, maar diep-menschelijk was ze, en schoon daardoor. Een onzeggelijke droefenis verzwaarde hare blikken en ook niet leutig staarde het kindje nevens haar. 't Was alsof in de grauwte achteraan een onzichtbare noodlottigheid deze twee tot lijdelijke bezorgdheid doemde, alsof gedurig een kwaaddoende hand tallenkant over hun hert de smert van leven deed voelen. Een geheim zweefde om hunne oogen en ze waren lijk gezichten, die men uit klare vensters meteen verre in den nacht ziet turen, alwaar ze niets ontwaren kunnen en waar schuilt de komende gebeurtenis van hun ongeluk. Een doffe kreet was pijnlijk uit Goedele's keel geroteld. Met een slag stortte alles neer, wat haar opjoeg tot zinnelijk leven, en ze was nu een gebroken wezen, kapot door hem, dien ze boven alles had geliefd. Een uiterste oproer verwrong hare spieren en ze sprong voorwaarts, naar Johannes. Ze vatte hem bij zijn arm en al hare krachten hoopte ze opeen om met hatelijke oogen zijn droeven blik te weerstaan. Ze hijgde en deed schrikkelijk geweld om haar reutelende woorden over haar tonge te stoote
PREV.   NEXT  
|<   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166  
167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   >>  



Top keywords:

kindje

 

achteraan

 

moeder

 

schoonheid

 

schoon

 

gezichten

 

vooruit

 

tallenkant

 

doemde

 

gedurig


kwaaddoende

 

droeven

 

weerstaan

 
voelen
 

krachten

 

hoopte

 
bezorgdheid
 
geheim
 

zweefde

 

hatelijke


hijgde

 

menschelijk

 
daardoor
 

onzeggelijke

 

schrikkelijk

 

uiterlijke

 

reutelende

 

geweld

 

droefenis

 

verzwaarde


onzichtbare

 

noodlottigheid

 

vensters

 

grauwte

 

blikken

 

leutig

 

staarde

 

nevens

 

lijdelijke

 

sprong


voorwaarts

 

spieren

 

Johannes

 
stortte
 

geroteld

 

stoote

 

opjoeg

 

verwrong

 
gebroken
 
oproer