FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162  
163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   >>  
aan hare leelijke nieuwsgierigheid. Ze viel hem in de rede: --Neen! --Wat nog, lieve? Wilt ge u blootstellen aan de kwaadwilligheid van een praatzieke wereld? Zou 't niet onverstandig wezen, als we nu, na zoo veel voorzorgen, bij klaren dage onvoorzichtig gingen te werk gaan? --Ik ga mee.... Ze was koppig, lijk ze thuis koppig was. Ze voelde dat hij haar niet geerne meenam en dat een reden daarvoor bestond, die buiten haar zinnen reikte. Had hij haar iets te verbergen? Zijn atelier lag eenzaam kantewaarts de stad, een groot houten ding met populieren eromme. Wat kon hij daar bergen, dat ze niet zien mocht? Hij was bleek geworden. Hij kon nu zeggen alle mogelijke sluwheidjes, ze zou gaan met hem en met hem den drempel beterten. Hij kuste haar. Hij lispelde: --Wat zijt ge koud! Hij wreef over haar voorhoofd en streek trage heur haar zijlings weg. Hij bad streelend dat ze eens deugdelijk lachen zou en den rimpel langs haren mond doen wegzakken. Hij begreep niets van hare handelwijze, beweerde hij, en hij deed alle mogelijk gevlei om haar op te wekken. Hij vroeg endelijk: --Maar wat meent ge? Ze staarde heel diep in zijne oogen, tastte er naar gedoken gepeinzen, en trage sprak ze: --Wat meent ... gij? Hij werd ongeduldig, duwde koortsig zijn hoed op zijn hoofd, tort lastig over het tapijt, van end tot end, en bleef daarna stokkestijf rechtestaan. --Nu dan.... Kom! Goedele bibberde van ongedurigheid, binstdat ze zich aanschikte. Ze verlieten zwijgend het huizeken en stapten nevenseen, zwijgend, langs de straat. 't Was ijverig noenbedrijf in de stad. Haastig te rote dretsten voorbij de langhalzige fabriekwroeters. Matelijk scherrebeende hun beenderig lijf naar voren, en erlangs wapperde in gelijke schokjes hun blauw-katoenen veste. De meisjes taterden ondereen en een lach schaterde altemets boven hun beweeglijk groepje, terwijl even opstraalde de bleekte van die gezichten alteenegaar. Oude sukkeleers hinkepatjinkten achterna, bezeerd door 't zware geweld van de zonne, en ze kromden hun rugge om 't vuur van haar hevig gestraal te ontweren. Jonge guiten, met witte kaakjes bevuild door den damp, joepten van links naar rechts, druk bezig met rap gespeel. In hooger wijken was 't, bezij de eenvervige huizen, de moede gang van beambten, verslonden in dagbladlectuur, of de fiere prontigheid van anemieke winkeljuffertjes.... Goedele drilde daar midden in zonder spreken. Door hare hersens slingerde
PREV.   NEXT  
|<   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162  
163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   >>  



Top keywords:

zwijgend

 

koppig

 

Goedele

 

beenderig

 

scherrebeende

 

Matelijk

 

katoenen

 

meisjes

 

taterden

 

ondereen


erlangs

 

wapperde

 

gelijke

 
schokjes
 

straat

 

bibberde

 
binstdat
 
ongedurigheid
 

rechtestaan

 

stokkestijf


tapijt

 

lastig

 
daarna
 

aanschikte

 

Haastig

 

noenbedrijf

 

dretsten

 

langhalzige

 

voorbij

 

ijverig


huizeken

 

verlieten

 

stapten

 

nevenseen

 

fabriekwroeters

 

wijken

 

eenvervige

 

huizen

 

hooger

 

rechts


gespeel

 

beambten

 

verslonden

 
zonder
 

midden

 

spreken

 

slingerde

 

hersens

 
drilde
 
winkeljuffertjes