vertrouwen in hare strakke blikken, een vertrouwen, dat alle aanvallen
tarten kon.... Ze zei:
--'t Is me eender ... als ge wilt....
Ze zei 't ultermatelijk stille, en het was te merken dat haar antwoord
haperde over hare tong. Hij voelde dat ze zich overgaf en dat haar
aarzelende bede was: wees zachte, en doe niet hard, en krenk me niet....
Hij stapte rapper door en 't jubelde al in hem, wat zingend opgalmde uit
zijn herte. Voor 't portaal van eene groote restauratie bukte hij zich
en lachte:
--Hier?
Ze had, starende in een zonderling gemijmer, een droeven lach. Ze knikte
en bracht dieper over haar aangezicht de licht-bruine vool, die om haren
hoed was vastgestrikt.
Hij duwde de witte deur open, die naar de eenzame salons leidde en
bracht haar in een mooi versierd kabinet binnen, kleurig verlicht met
elektrische bloemlampen. Hij was opgeruimd en sprak met ingetogen
haastigheid. Hij vond dat ze zoo onpleizierig was.
--Nu geen leute bederven, hoor!
Hij nam haar mofje en hielp haar mantel uittrekken, en gaf alles rap
over aan een kelner, die zwijgend in het deurgat kwam staan. Ze zette
zich neer en zuchtte. Ze zag haar eigen gelaat rechtover zich in een
spiegel en had een vlugge gebaar om even nog een haarkrulle weg te
strijken, die buiten plaatse geraakt was.
Johannes bestelde het eten, alles koud om alles in eens te kunnen
krijgen en binstdat de geluidlooze lijven der kelners in druk bedrijf
om de tafel werkzaam waren, verhaalde hij met kinderlijke gretigheid
aardige avonturen.
Goedele kwam al dadelijk onder den invloed van zijn driftig praten en
kon hem endelijk met juichende blijheid antwoorden. Het kwam haar voor
dat ze droomde, dat alles fluks weer neerstorten zou in dagelijksche
werkelijkheid. Hoe was alles ontstaan? Ze wist niets meer. 't Was te rap
gebeurd. Ze voelde Johannes dichtebij haar en al wat hier in verven en
tonen aanwezig was, kwam heel zoete haar leden omstreden.
De deure werd dichtegedraaid. Ze waren nu alleen. Ze hoorden den gang
der kelners geleidelijk wegstappen op de doffe tapijten en teenemaal
uitsterven, langs dalende trappen. Johannes bracht haar bij de tafel,
en 't was alsof hij in waarheid niet merken wou de eenzaamheid van die
muren, de beloken geluidloosheid van deze deur.... Het klepperde in hare
hersens:
--We zijn alleene....
Maar Johannes werd schijnbaar niets gewaar, en zette zich rechtover haar
en was dadelijk bezig met snijden en deelen en schinken. Goed
|