FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134  
135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   >>   >|  
er moeheid, zonder den last van haar lijf gewaar te worden. En nooit zou zijn liefderijke stemme hare aandacht verzadigen en een wreveling worden in hare ooren. Hij zei: --Uwe vingeren zijn warm.... Aardig dat hij zoo innig om haar bezorgd was en haar minste gewaarwording omstreelde met de aaiing van zijne stemme. Ze voelde echter niets meer--noch 't slaan van hare voeten tegen de steenen, noch 't woelig gewentel van den wind, lijk hij somtemets met vervaarlijk geweld omzwirrelde, al pletsend op de vlakke muren zijn matelooze jacht. Ze gingen ook een tijdeken zonder spreken, en dan was 't alsof hunne gepeinzen, hooge boven het zot lawaai der strate, ievers in buitenzinnelijke vredigheid tegare kwamen, een-wordend en bij parende rijen rondbijzend als een vlucht van gekoppelde tortelduiven. Ze zouden zoo zwijgend geerne gebleven zijn, maar dan merkten ze algauw dat ze onbetamelijk deden, en ze schuilden onder een pluimlichte conversatie hunne diepe zaligheid. In 't voorbijgaan viel om hen een subiete vlage van orkestgeluiden met, uit groote ruiten en breede deuren, 't geklater van sterk-stralend licht. Hij lispelde, haar zijwaarts meetrekkend: --Willen we hier eens binnen? Ze knikte. Het was haar alles eender, als 't maar een gezamenlijke doening was. Ze wipte nu de marmeren trapzuilen over en geraakte in de groote drinkzaal. 't Was haar een vlugge duizeling, de storting van al de withelle klaarte en, rekewijs langs 't verblindend geflikker van blanke tafelborden en ster-vonkend glasgerief, de sombere krioeling van menschen. Het docht haar, naarmate ze doortort zoekend daar binst naar een plaatse, dat al deze gezichten overhand opkeken naar heur en ze ried, in een zijblik, de blankheid van hun wendende voorhoofden. Ze voelde zich dan opgroeien, groot en struisch als ze was, grooter nog, en fier-schoone in hare grootheid. Als ze neerzat, verwarde meer en meer, in traag bedrijf, een gestadige bedwelming hare opgejaagde zinnen. Ze taterde. Ze voldeed met dol gepraat haar lastig ongeduur, en ze staarde gedurig vlak in Johannes zijn gelaat, er lavend de gulzigheid van hare gretige blikken. De muziek vervulde onderwijl met diverse golving van tonen het razende geluchte. Goedele liet zich wegdrijven erlangs. Nooit was ze zoo dronken geweest van vage geneuchten, die ze haast werkelijk taken kon, al smeulden ze nog, met onzeker vuur, daar voor haar, heel dichte, in de toekomst. Hij zei: --Drink eens. --Ik sp
PREV.   NEXT  
|<   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134  
135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   >>   >|  



Top keywords:

groote

 

voelde

 
stemme
 

worden

 
zonder
 

overhand

 
gezichten
 
schoone
 

voorhoofden

 

plaatse


grooter
 
opgroeien
 

zijblik

 

struisch

 

opkeken

 
wendende
 

blankheid

 

sombere

 
trapzuilen
 

storting


withelle

 

klaarte

 
rekewijs
 

duizeling

 

geraakte

 

drinkzaal

 

vlugge

 
verblindend
 
geflikker
 

menschen


krioeling

 

naarmate

 

doortort

 
marmeren
 
glasgerief
 

tafelborden

 

blanke

 
grootheid
 

vonkend

 

zoekend


gepraat

 
dronken
 

geweest

 
geneuchten
 

erlangs

 
wegdrijven
 

razende

 

geluchte

 

Goedele

 

werkelijk