en Wiezekens dood.
Ze klampte zich nu vast aan 't morbiede lijfgenot, niet meer vattende
dat een dieper ziel el even haar aandeel kon zijn. Als ze late in den
morgen hare oogen openstak en de dag zag uiteenkletsen tegen de witte
zoldering van hare slaapkamer, voelde ze zich breed en struisch geworden
in de lichtende vrijheid van een nieuw bestaan, wonderlijk en ongeraden.
Al zag ze eerst niet heel klaar in wat er gebeurd was, al vervaagde alle
detailleering in een grijze doezeling, die ganschelijk de vreemde
zekerheid van hare gedachten uitmaakte, het was heur al zonnig, wat
optikkelde in hare hersens. Het zonderling gevoel, dat haar in een
gestadige duizeling bracht, was wel rijzekens omrild met de siddering
van lastige angstigheid, en ze moest soms hare vingeren op haar
voorhoofd leggen om er de subiete hitte te koelen. Ze vroeg zich niet
met bangheid af:
--Wat heb ik nu gedaan?
Ze was om de nieuwheid van haar voelen bang, en wat ze gedaan had, was
goed, was zoete. Ze was niet bij machte om uit de verveling van haar
verleden nu een spijt op te rakelen. Ze redeneerde bovendien niet.
Ze proefde langzaam hare versche emoties, en ze was zoo verre van de
overige doening verwijderd, dat ze de mogelijkheid van een anderen
toestand niet taken kon.
Als ze zich aankleedde, bleef ze voor den spiegel een lange stonde de
malsche sierlijkheid van haren blooten hals en de ronde blankheid van
hare armen bewonderen. Het scheen haar dat ze in, der waarheid schoon
was, en een zondige fierheid lei zinnelijke stralen in hare oogen.
Het schoot dan als een schicht door haar memorie dat ze Johannes vandaag
nog een bijeenkomst beloofd had. Ze had het niet vergeten, maar nu,
binstdat ze haar naakte vleesch met het smeulende vuur van passie
verheerlijkte, kwam het haar brutaal-klaar te voorschijn....
Een aarzeling haperde in hare gepeinzen en een wijlken verwarde hare
aandoening. Dat ze gaan zou bij hem, en dus een leven beginnen waar ze
schoon-handelend in optreden zou, ze wist het. Maar ze schrikte, omdat
het oogenblik zoo dichte bij in de toekomst stond--'t was alsof het
aanzienlijke bedrijf nu reeds hare leden kwam raken. Ze dierf niet
denken aan wat er precies gebeuren zou; seffens roerden hare ideeen
thoope en ze was tewege weg te zinken in een bedwelmende zoetigheid.
Ze herpakte haarzelve. Haar boezem klopte geweldig en een blauwe ader
lijnde teer uit op hare slapen. Ze stamelde:
--Vandage niet--vandage niet....
Hij m
|