rd, waarmee hij
beginnen moest. Een vredige zekerheid was in hem rijp geworden en zijn
besluit lag klaar in zijne gedachten. 't Ware nu dom geweest, indien hij
met gewone zinnetjes te converseeren ging. Hij liet eerst de stilte hare
diepe werking doen....
In ongedurige verwachting stapte Goedele nevens hem. Ze taakte soms zijn
elleboog, als haar voet zijlings uitsleerde, en zoo rilde een
zonderlinge wrevel langs haren rugge op. Al meer koortse verwarde hare
zinnen en ze beet somtewijlen toornig op hare tanden, vernederd in eigen
onverdraagzaamheid. Ook de eenvormige klein-geruchten, 't piepen van de
sneeuw onder haren schoen, 't geruisch van hare rokken en een kleine
wrijving van haar pelsenkrage, saam met haar blazenden asem, joeg ten
uiterste haar lastig ongeduld. Bij 't inslaan van een nauwe stege, werd
ze gewaar dat ze de baan te buiten waren en misliepen. En toch, al wilde
ze haastig zijn en zich haar ongeduur tot rap doordrillen opdringen, ze
zweeg.
De schaduw, die van de daken viel, was dichter hier en nauwer lagen de
drempels tegenovereen. Daar was ievers nog een kroegje ruchtig, maar
wijder uit donkerde alles weg in ganschelijke eenzaamheid. Het begon te
sneeuwen....
Ameye rok zijn regenscherm open en schoof dichte aan naast Goedele.
--Leun op mijnen arm, zei hij.
Hij sprak heel lage, gewichtig en daardoor was zijn nadering, in
Goedele's hoofd, een diepzinnige gebeurtenis. Haar ongeduld zakte thoope
en ze voelde een groote aandoening over haar komen. Aarzelend hief ze
hare hand op en rustte op zijnen arm. Ze kon niet doorwegen erop. Een
zonderling gevoel deed hare vingeren tingelen, zoodat de tast van zijn
lijf ze opwippen deed overhand. Hij fluisterde:
--Nu hebbe 'k een wonderbaar geneuchte....
Ze meende dat ze te wege was weg te zinken, en het docht haar meteen dat
de eerde roerde en een holte groef onder haar. Elk woord, dat hij
uitgesproken had, brandde en daverde in hare hersens en haar hoofd zelve
werd een holle kasse, waar ze met ongemeen geweld ommeroefelden. Wat had
hij gezeid? 't Ruischte als een schrikkelijke golving:
--Een wonderbaar geneuchte....
Ze spande al hare krachten in om sterk te blijven en klampte zich vaste
aan andere gedachten. Ze wilde denken aan Romaan, en denken aan
Madeleen, en hare emotie in tranen uitgieten alover 't graf van
Wiezeken. Ze maakte vluggelings beelden van wanhoop, om iets dat
opjoepte in haar herte neer te duwen. Ze dwong hare gepeinzen tot
weemoe
|