FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187  
188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   >>   >|  
un drieen hebben in huis! Hij daar, zij hier, en Felix in 't midden! Neen, maar 't was waar ook, zij had volstrekt, na de geboorte niet al die ellende, over dit groote geluk nog niet in onderdeelen nagedacht. En, terwijl de koude, als een vale nevel, door de kamer, door het ledikant en over haar heen zweefde en haar gezicht doortrok, bleef dat gezicht maar liggen staren naar boven, en voelde Mathilde een warmte in haar oogen en in haar mond als stroomde het geluk over en wilde naar buiten, dat, als een eindeloos zacht zilveren vocht, door haar heele lichaam vloeide. Een enkele maal wreef zij, onder het dek, haar handen tegen mekaar van de eenzame zaligheid, die haar zoo vervulde. Heerlijk! zij zag zich al weer, genezen en gezond, beneden in de huiskamer zitten, Jozef tegenover haar, Felix op een hoogen kinderstoel, een rood puntje aan zijn neusje, twee heele groote oogen, lachend, juichend, met zijn handjes bewegingen van vreugde makend, tusschen hen in. Jozef aaide de wangetjes van het kind, sneed het voor hem bestemde sneetje brood zonder korst aan kleine stukjes, gemakkelijk om in de melk te soppen. En Jozef keek dan glimlachend naar haar, om te vragen, of ze het zoo niet goed vond, en om dan samen van liefde te lachen, samen begeesterd door het jongetje, die nog niet spreken kon. Liet Felixje iets op den grond vallen of morstte hij, dan stond zij op om hem te helpen, en stopte hem met haar vinger een stukje geweekt brood in zijn mond. Daarna zou ze bij voorbeeld aan Jozef vragen, of hij nog een kopje thee wou hebben. Hij zou haar zijn kopje overreiken en hun vingers zouden elkaar aanraken boven de tafel, voor het kind heen. Die kleine aanraking, hoe onuitsprekelijk gelukkig zou dat zijn! Zij die hem zoo goed kende, zij, die alle dag in de innigste aanrakingen met hem geleefd had, verheugde zich nu al als op iets buitengewoons, in het vooruitzicht van die aanraking van hun handen boven de ontbijttafel. Ja, want dat zou daar dan haar familie, haar familie zijn. In haar huis, met haar man, met haar kind, zou zij daar zitten, aan haar levensdoel, tot het leven gekomen voor altijd. Er kraakte iets in de kamer. Het woei buiten. Een huivering ging door het behangsel, het nachtlichtje bewoog, spatte even, langzaam verroerden zich de zwarte schaduwen; een ritseling ruischte over de vloer laag langs de kasten en stoelen. Was er iets? neen, er was niets. Mathilde kuchte van gerustheid. Zij kuchte nog eens, langzaam, in hape
PREV.   NEXT  
|<   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187  
188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   >>   >|  



Top keywords:

familie

 

Mathilde

 

buiten

 

handen

 
aanraking
 

kleine

 

vragen

 
zitten
 

kuchte

 
langzaam

gezicht

 
groote
 

hebben

 

voorbeeld

 
elkaar
 

aanraken

 

zouden

 

vingers

 

overreiken

 

kasten


stoelen

 

vinger

 

vallen

 
gerustheid
 

Felixje

 

morstte

 
stukje
 

geweekt

 

Daarna

 

stopte


helpen

 

gekomen

 

levensdoel

 

altijd

 
huivering
 

bewoog

 
nachtlichtje
 

spatte

 

kraakte

 
ontbijttafel

verroerden

 

ruischte

 
ritseling
 

gelukkig

 
behangsel
 

onuitsprekelijk

 
innigste
 
zwarte
 

buitengewoons

 
vooruitzicht