de
hij zijn eerste beleefdheid:
--Zou ik u nog eens mogen komen opzoeken?
--O, dat zou ik zoo graag zien, andwoordde zij gemaakt luchtig, ik ben
zoo alleen.
Haar rijtuig wachte al voor de stoep. Zij hield er niet van met dien
langen kaper te voet over straat te gaan. Zij reed ratelend wech. Jozef
stak zijn hoofd even in de kamer, waar zij zoo even gedejeuneerd hadden,
als om te zien of zij niets vergeten had. Er was een geur van zwarte
glace handschoenen en een doffe zakdoekreuk gebleven. Daarna ging hij
langzaam de trappen, op naar Mathilde. Hij dacht er over, dat Emilie
volstrekt niet naar Felix had gevraagd.
XII.
Jozefs verveling vermeerderde met den dag. Zij steeg tot in zijn keel.
Zijn eetlust zelfs verloor hij bijna. Dat was een geslenter en geslof
over de trappen, een even stilstaan in de gang en weer in de binnenkamer
en er weer uit, dat niet langer duren kon. Hij kreeg een zekere matheid
door zijn leden. Hij dacht aan zijn mijmerijen over huwelijksgeluk, die
zich een voor een hadden opgelost in de eentonigheid der witte muren van
den gang en in de donkerte van de ziekekamer. Een groote spijt over zijn
verloren vrijheid drong zoetjes bij hem binnen. Wat had hij toch
begonnen? Zou zijn leven nu zoo voortgaan tot aan het einde? Zijn armen
hingen loom langs zijn lijf. Hij pruilde in eenzaamheid. 's Avonds voor
dat hij naar bed ging en 's nachts in zijn slaap spookte Marie door zijn
geest. Langzamerhand won de grijze verveling al de kleine dingen, waarin
hij, behalve in Mathilde, tot nu toe belang had gesteld. De
geillustreerde tijdschriften, waarop hij zich geabonneerd had, bleven
onopengesneden liggen. Hij wilde zich dwingen met aandacht boeken over
natuurkunde, werken van dichters en romans te lezen, maar het ging niet.
Een ijlheid, een walging voer door zijn leden. Op die manier was het
leven onmogelijk. Alleen verdiepte hij zich nog in de aan zijn toilet
besteedde zorgen. Aan zich zelf overgelaten, groeide zijn ijdelheid. Hij
bestelde nieuwe pakken hij den kleermaker, stond zich voor zijn spiegel
te verstrooyen met het aanpassen van overhemden en boorden, bracht een
half uur door met de kleur van een das te overwegen. Eens kwam hij 's
middags op Mathildes kamer, en vond haar geknield liggen bidden. Toen
zij ophield om hem aan te kunnen hooren, zeide hij:
--Ik dacht, dat je God vergeten was.
--Zeg dat niet, Jozef, ik bid voor Felix.
Hij was gaan zitten en keek, of de velletjes onderaan
|