FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209  
210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   >>   >|  
dag. Het lage witte hek van een buiten, in de verte als een recht-opstaande streep bevroren sneeuw, kroop nader. Eindelijk stootte het voorbij, langzaam, met rukken, door het portierraampje, terwijl het grasveld en het hooge zware gelig-witte heerenhuis, met duidelijk omlijnde groezelige zonneplekken er achter bleven liggen voor altijd daar bevestigd. Toen het rijtuig een eind voorbij den tol, den dalenden weg afreed, van den molen tot aan haar nieuwe woning, zag Mathilde voor zich uit als in een groot vreeselijk diep prieel. Door de vermoeyenis van het lange rijden was zij in een uitputtende koortsige stemming geraakt en voelde zij zich als of er ieder oogenblik iets in haar breken zou. Zij kon niet goed meer denken of zich rekenschap geven van de omgeving. Zij liet zich gaan in de sussende beweging van het rollende rijtuig, terwijl door deze gewaarwording de herinnering aan dien rijtoer van eenige jaren her, langs den Amstel, toen haar vader nog leefde, werd opgewekt. En plotseling zag zij, in de altijd wijdgeopende oogen van Felix op den schoot van Marie tegenover haar, Jozef weer, zoo als zij hem dien vorigen avond in zich had opgenomen. De herinnering aan het verdriet week, week al in een ver verschiet en daalde door haar achterhoofd naar beneden. Zij zag Jozef in Felix en om hem heen schemerden met schitteringen de boomen en huizen en alles in de rondte haar tegen. De weg had zich, bij den molen, plotseling verbreed. De straatweg vloeide nu, laag, in het midden vooruit, zoetjes naar beneden; aan weerszijden waren de breede hellende voetpaden van hard donkergrijs zand. Verder nog er naast waren de strepen wintergras, als de kortgeknipte schedel van een onderaardsche reus, afwisselend van een tot tien meter breed, waarbinnen de dikke stammen van de overgroote iepen zich als knoestige zuilen in wijde rijen paalden. Achter de boomen stonden, schraal, de ijzeren en houten hekken van de zes, zeven buitens aan elken kant, tot aan het eigenlijke dorp. Rechts was eerst een vergezicht opengegaan, hel wit over leege akkers, te-ruggestooten door de verheffingen van nieuw lichtgekleurde huizen, met platte en schuine daken en van vaalroode huisjes in aanbouw, die ophardden tegen het wit en blauw van den rondenden hemel. Maar het vergezicht werd dadelijk gesloten door tot aan den weg tredende buitens aan beide zijden, met hun samengrenzende nog winterende tuinen, dofglinsterend in hun door de nevel heen licht van boven
PREV.   NEXT  
|<   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209  
210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   >>   >|  



Top keywords:

herinnering

 

rijtuig

 

huizen

 

buitens

 
vergezicht
 

boomen

 

altijd

 
plotseling
 

beneden

 
terwijl

voorbij

 
afwisselend
 

onderaardsche

 

wintergras

 
kortgeknipte
 

schedel

 

waarbinnen

 

overgroote

 

paalden

 

Achter


stonden

 

zuilen

 

stammen

 
strepen
 

knoestige

 

straatweg

 
verbreed
 

vloeide

 

buiten

 

rondte


midden

 

vooruit

 

donkergrijs

 

Verder

 
voetpaden
 

hellende

 
zoetjes
 

weerszijden

 

breede

 
schraal

houten

 

rondenden

 
dadelijk
 

ophardden

 
vaalroode
 

huisjes

 
aanbouw
 
gesloten
 

tredende

 
dofglinsterend