l dit gebeurde kwam er een
warmte tusschen Jozef en Emilie. Zij zagen beiden naar den hond met
verliefde blikken.
--Een aardig dier! zei Emilie, en hij kan Louis maar niet vergeten. Zij
riep "Kastor" en aaide zijn rug, met een mooye buiging van haar hand.
Dezer dagen kwam de tijding, dat door den dokter van Hilversum, een
buitentje voor Jozef gekocht was, heel aardig, gelegen aan den
's-Gravelandschen weg, voor veertien duizend gulden. Jozef reisde nu
verscheiden malen heen en weer, tot dat alles daar buiten in orde was,
altijd met de spoor naar het station Loenen-Vreeland, waar hem dan een
wagentje uit Hilversum kwam afhalen. Daar dokter Hansen altijd
nadrukkelijker verzekerde, dat Mathilde in de fijne hooge lucht van het
Gooi gauw herstellen zou, bepaald spoedig, begon zij met een koortsige
drift naar dat buiten-zijn te verlangen. Voor ze ging, kwam Emilie
Berlage haar een afscheidsvisite maken. De dag van het vertrek was een
van de eerste wezenlijke lentedagen.
Om dat Mathilde te zwak was om de vermoeyenis van het gejaagde en het
schokken van de spoor te verdragen, was er besloten, dat zij de heele
reis van Amsterdam naar Hilversum per rijtuig zou doen. Alleen Marie en
Felix gingen met haar mee. Jozef zou wel denzelfden dag ook komen, maar
zij wilde volstrekt niet dat hij dien vervelenden langen tocht in het
rammelende rijtuig mee zou maken.
Om elf uur in den ochtend kwam het rijtuig voor. Het was een oude
barouchet, een van de weinige, die er nog in Amsterdam waren, maar
volgens den stalhouder was dit het zachtst rijdende van al zijn
rijtuigen. Mathilde, die in zoo lang niet in de frissche lucht was
geweest, kreeg op de stoep bijna een duizeling. Zij zag de heele
omgeving, de huizen aan d'overkant, het zwart-groene water van de
gracht, de boomen langs den wallekant met hun groote verwarring van pas
uitbottende aarzelend groene sprietjes, en het rijtuig met de twee
schonkige paarden, dat een leelijken donkeren prop scheen te midden van
de wasemende wit-en blauwheid van de lucht, zij zag alles in breede
lijnen golven, zoo als men over een erg warme kachel heen het de
voorwerpen in de kamer ziet doen. Het geruisch van de straat hier en het
doffe geraas van de drukke buurt uit de verte scheen door alle porien
van haar huid te dringen, alsof het uit een emmer over haar heen
werd gestort.
De mengeling van geluiden, die, hij het opengaan van de voordeur, haar
in-eens bedwelmde, verdoofde haar eene oor, zoo dat z
|