|
goed, dat hij gegaan was, heel goed. Hij had wezenlijk niet aan
haar verdiend, dat ze hem zich nu zoo liet dood kniezen in den duffen
dampkring van haar slaapkamer. Een bewustzijn sloop nu haastig bij haar
binnen, dat zij schuld had aan haar ziekte. Zij verweet zich-zelve hun
beider ellendig bestaan van nu. Waarom was ze ook ziek geworden? Waarom
was zij ook in bed gaan liggen? Kom, het was misschien maar gekheid,
maar inbeelding. Wanneer zij zich er toe dwong, zou ze misschien op
kunnen staan en in eenige dagen weer gezond zijn, door dat sterk te
willen. Hij zou dan niet alleen uit hoeven te gaan. Zij zou altijd en
overal hij hem zijn, hem altijd, altijd vergezellen, zoo als het hoorde.
Zij wilde het dadelijk probeeren. Kom, het ging al. En, aan haar dwazen
inval toegevend, richtte zij zich met geweld op, door den steun van haar
armen. Krachteloos viel zij weer neer en lag van zwakte half te slapen
toen Jozef thuis kwam om twaalf uur.
De kongesties, die naar Mathildes hoofd stegen, hielden nu zoo aan, dat
er soms een half uur achter mekaar telkens nieuwe ijskompressen op
gebonden werden. Den eersten avond dat 'et gebeurde, deed de heftige
reaktie Mathilde zoo'n pijn en had zij zoo'n duizeling, dat zij met haar
handen de kompres naar beneden rukte, die Jozef voorzichtig op haar
hoofd had gelegd. In 't vervolg lieten zij nu Marie er ook bij komen, om
te helpen.
Het was zeven uur in den avond. Jozef had, om zich van zijn groeyende
verveling te verstrooyen, aan tafel twee halve fleschjes fijnen, zwaren
wijn gedronken in plaats van een. Mathilde zat op in bed, in een hevigen
aanval van hartklopping en koortsige bloedstijging. Haar gezicht was
lichtelijk rood gekleurd, haar oogen gloeiden, zij beefde sterk. Marie
stond rechts van het breede ledikant, aan den deurkant, Jozef stond
links, in het doorgangetje, tusschen het ledikant en het behangsel. Zij
hielpen Mathilde, schikten het beddegoed, deden haar nachtjapon goed,
werkten met de kompressen. Het lamplicht schoot telkens over Marie heen,
als zij weer recht op ging staan en haar armen naar zich toenam, na over
het bed heengebogen te hebben, bewegingen makende, tastende om mevrouw
bij te staan. Jozef keek naar Marie, zoo als zij dan telkens in
blank-gele en licht-roode tinten door de lamp beschenen werd en zich dan
weder in de groenige duisternis van het ledikant bewoog. Een vreemde
lust beving hem. Hij voelde een komende stormwind opruischen door zijn
leden. Hij opende
|