versum om naar een geschikte woning voor Jozef uit te zien.
Mathilde wou eerst niet. Zij zou 't nooit doen, nooit, of Jozef moest
zijn zaken aan kant doen en ook voorgoed daar komen wonen. Want, zich
van Jozef scheiden nooit! Jozef, die zich er altijd iets op voor liet
staan uitmuntend met vrouwen over weg te kunnen, had een heel krijgsplan
gevormd, om Mathilde over te halen. Hij begon met alles toe te geven,
wat zij wou. Neen, zij zouden samen voor goed daar gaan wonen, winter en
zomer. Hij sprak zelfs, al schertsend, van op die manier heelemaal een
landedelman te worden. Maar tegelijk, terwijl de tijd vorderde, kwam hij
minder geregeld thuis om een uur 's middags: de zaken breidden zich zoo
uit; hij moest noodzakelijk langer op het kantoor blijven zeide hij. In
Mathilde was gedurende haar ziekte een oude herinnering, een van haar
vader overgenomen belangstelling in geld, in aangelegenheden waarbij
rekenen te pas kwam, opgeleefd, en zij stelde meer dan vroeger belang in
de zaken van haar man. Zij vroeg wel: hoe gaat 'et op 't kantoor? Zijn
er vandaag weer nieuwe kommissies gekomen? Toen het nog veertien dagen
was voor zij naar buiten zou gaan, stemde zij er in toe, dat Jozef zijn
zaak aanhield. Zij zou dan probeeren een zomer alleen in Hilversum door
te brengen, Jozef zou elken dag met den Rhijnspoor-trein van drie uur
naar Vreeland komen, zoo dat hij voor vijven in Hilversum kon zijn en
zou elken ochtend om half acht met de diligence, die direct van
Hilversum op Amsterdam reed in een groote twee uur, weer te-ruggaan.
Heel goed, uitstekend! ja, zoo zou het gaan.
In dien tijd maakte Jozef, met een netjes ingepakt boek in den binnenzak
van zijn overjas, een visite hij Emilie Berlage. Hij gaf haar het boek
te leen: een fraayen roman, waarvan de handeling in Egypte voorviel. Zij
moest in lektuur wat afleiding zoeken. Emilie was, terwijl zij hem zoo
in haar huis ontving, veel meer op haar gemak dan gedurende het
dejeuner. Zij las een brief voor, dien zij van den ouden heer van Riet,
haar voormaligen voogd, die na haar huwelijk met zijn vrouw in een
duitsche badplaats was gaan wonen, had gekregen en door de beide oude
lui van Riet onderteekend was. Jozef maakte de opmerking, dat 't wel
jammer was, dat zij hen nu ook miste, die haar in de gegeven
omstandigheden anders van zooveel troost had kunnen zijn. Emilie liet
aan Jozef haar hondje zien: een prachtig zij-harig wit en rose beest,
dat dadelijk Jozefs handen likte. Terwij
|