kleed brandende oogen, om haar verdriet te genieten; zoo als
een prentenliefhebber, die nauwkeurig een zeldzame plaat bekijkt. Daarna
stond zij op, ging bedaard weer naar bed en sliep vast tien uur lang,
zonder eens wakker te worden.
Mathilde zei aan Jozef geen woord van haar ontdekking. Dat zij zoo
verbazend stilzwijgend werd, dacht hij dat van haar ziekte kwam.
Mathilde beterde nu hoe langer hoe meer. De kwaal bleef, maar zij mocht
opzitten den heden dag, en kwam ten laatste zelfs beneden; maar den
eersten keer deed zij er vijf minuten over, om van de slaapkamer naar de
binnenkamer te komen.
* * * * *
In het begin van Maart was op verzoek van Jozef Emilie Berlage-Hartse op
de koffie gevraagd. Emilie voelde zich tegenwoordig zoo verlaten! In
haar rouwtijd kon zij niet uitgaan, zij, die zooveel hield van zich
overal in het publiek te vertoonen. Nu moest men haar zoo'n klein
pleiziertje aandoen, trachten haar een beetje te verstrooyen. Zooveel
praatte zij ook niet. Haar tegenwoordigheid zou Mathilde niet vermoeyen.
Jozef was weer een tijd trouw thuis gebleven. Geregeld, als een
liefdezuster, stond hij Mathilde ter zijde. Hij had zich-zelf verwenscht
om dien eenen keer, dat hij Marie zoo had aangeraakt. Hij wilde het
boeten, en deed het. En vooral in deze dagen voelde Mathilde hoe vol
haar hart van hem was en wat zij leed. Het was twaalf uur. Tegen half
een werd Emilie Berlage verwacht. Over de tafel lag een damasten servet
met franje. Twee karaffen, de eene met rooden wijn, de andere met blauw
en bleek water, stonden op zwarte flesschenbakjes met randen van
nagemaakt zilver, op de tafel. Een verlakte broodbak, met dof-gouden
ingedrukte bloemen en bladen, uit liet huis-houden van Mathildes vader
afkomstig, stond in 't midden. Verder zouden door Dientje twee warme
schotels op komforen worden binnengebracht; er stonden ook nog twee
schoteltjes met koud vleesch, een met beschuitjes en een met kaas. De
burgerlijkheid van de familie de Stuwen loste zich zoo op in de meerdere
voornaamheid, die door Jozef in het huishouden was gebracht. Mathilde
zat in haar ochtendjapon, haar haar zoo'n beetje opgemaakt, voor de
tafel, botrammetjes te smeren. Jozef zou zoo met-een van 't kantoor
komen. Dientje, met een ernstig opmerkzaam gezicht, kwam binnen om nog
't een en ander in orde te brengen, te schikken: een vork, die zij naast
een bordje vergeten had, een vingerdoekje, dat scheef lag. Ook trok zi
|