ige leven van in de stad sloop hier verder
voort. Aan haar verminderende pijnen raakte zij eenigszins gewoon, zoo
dat die ook daardoor nog lichter schenen, zij voelde zich sterker
worden. Zij voelde de krampen in haar lendenen bij het oprichten zich
lenigen, maar de toestand van herstelling, waarvan de eerste teekenen
zich schenen te vertoonen, bracht met zich mede, verdovingen van haar
heele wezen, die uren duurden. Dan kende zij zich zelf niet en was als
schijndood, zoo als ze daar in bed lag of achterover in de luye stoel
geleund. Zij voelde niet, zij dacht niet. En anders, gedurende den tijd,
dat ze wel leefde, had zij maar een bezigheid, die haar hersens en haar
hart deed werken: te denken aan Jozef, hem altijd, altijd, bij haar te
begeeren, hem altijd ver af te weten.
Zij stond tegenwoordig om negen uur, half tien, op, in 't begin elken
morgen, in de nevelende ontwaking harer oogen, weder verwonderd over de
felle frischheid der witte schemering van haar slaapkamer, vreemd en
akelig verschillend van de zachte donkerte, waaraan haar blikken in
Amsterdam gewoon waren. Eerst werd geregeld haar kacheltje aangelegd,
voor zij opstond, met de harde tikkende en grommelende ijzergeluiden,
maar later, toen de zomer vorderde, gleed zij in de stilte der luwe
atmosfeer uit het ledikant, schelde Marie, deed haar peignoir aan, en
ging, een beetje moe, voor haar toilettafel zitten. Dan, met haar
nuchtere maag, overviel haar 't meest haar alleenheid, als zij zich te
binnen bracht, dat Jozef gisteren niet gekomen was. Een griezeling, een
klamheid streek, onder de kleeren, over haar huid tot aan haar voeten.
Marie kwam binnen en hielp haar wasschen, kappen en aankleeden. Mathilde
was toch nog zoo zwak, dat, als zij, haar hoofd naar voren buigend, haar
armen in de hoogte deed, driehoekig gebogen, de ellebogen naar buiten
gestrekt, om zelf een haarspeld te bevestigen of een propje te glijerig
binnen den vorm der chignon te dringen, er een tintelende vuurstroom van
lamheid door haar armen tot aan haar handen, tot door haar vingers klom,
en haar armen machteloos neerzonken, in de witte kreukels van haar
schoot. Marie, wier armen bij het kappen links en rechts in de hoeken
van Mathildes half gesloten oogen stukken van verschrikkende gebaren
schenen te maken en wier stem met een hard-smartelijke klaarheid tegen
Mathildes schedel woei, vertelde altijd eerst van Felix, hoe hij
geslapen had, wat hij had gezegd, hoe hij hardop had gedroomd van
|