n een ruwheidsvoorwending uitstalde. Hij had een paar
brieven met zijn Amsterdamschen kollega over Mathilde gewisseld en
behandelde haar nu met zijn tergende flinkheid, zich onophoudelijk in
zijn verwachtingen bedriegende, onuitkomende voorspellingen doende, deze
koppige kwaal niet begrijpende. Wanneer het maar eerst zoo warm werd,
dat Mathilde bijna den heden dag in den tuin zou kunnen doorbrengen en
wandelingetjes in den omtrek doen, dan zou 't wel gaan. Jozef vond den
dokter een onaangenaam kereltje. Tegenover de wereldschheid van Jozefs
uiterlijk en manieren verborg hij zijn ergernis van boerenzoon onder
wantrouwende oog-opslagen en een soort van stugheid in de stem. Hij vond
zich belemmerd in zijn korte vette gebaren en in zijn driftig
plattelandsgeneesheers-gezach door de zwierig-bedaarde bewegingen en
kalme woorden van Jozef, die een hoofd grooter was dan hij.
Terwijl de dokter dikwijls lang bleef zitten, Mathilde's onderworpenheid,
die zijn raadgevingen en gezegden aanvaardde, exploiteerende, stond Jozef,
die eerst mee gesproken had, in een hoekje aan den anderen kant van de
kamer, bladerend in een prachtwerk, ongeduldig onder zijn kalmte.
Nu Mathilde haar dagen in de groote kamer leefde, dineerden zij daar
samen om vijf uur, als Jozef gekomen was. Om negen uur, half tien, ging
Mathilde naar bed, Jozef nam afscheid op haar slaapkamer, schoof
langzaam door het gangetje naar de groote kamer te-rug, na dat hij, door
de reet van de keukendeur, de warm rood blanke Marie gezien had, haar
roode vochtige lippen onder den lampeschijn, in den damp der kommetjes
koffie, tegenover Jans.
Jozef ging ook vroeg naar bed, niet wetende wat te beginnen. Dan lag hij
dikwijls uren wakker en hoorde de stille ziekelijke woelingen van
Mathilde achter het schot. Hij hoorde haar hijgen, zacht opstaan,
drinken, en heen en weer gaan met schuivende stappen, weer gaan liggen,
zonder slaap, alles met de afgematte bewegingen van een eindigend
lichaam. Een woede steeg in hem op en maakte zijn hoofd heet, Wie,
verdomd, of wat, noodzaakte hem zich hier te liggen vervelen, in dezen
ellendigen uithoek van het Gooi! Welk leven had hij zich bereid, vier
jaren geleden! Allerlei denkbeelden en verwenschingen stegen op uit de
verste hoeken zijner hersens. Er was geen enkel in zijn jeugd wel eens
overwogen levensplan of het schoot hem nu weer te binnen. Waarom niet
dit gedaan, waarom niet dat gedaan, in plaats van dat huwelijk! Waarom
was hij niet i
|