ik wou eens komen vragen, hoe het met u gaat ... u is
altijd zoo lief en goed voor ons geweest, mijn zuster zou ook wel komen,
als zij mocht ...
--Ja, meneer, u begrijpt, ik heb veel rust noodig, en ...
Hij viel haar in de rede:
--O, mevrouw, maar ik zal heel zacht spreken, ziet u, ik begrijp heel
goed, dat u het anders ... als men ziek is, niet waar, dan hindert de
minste kleinigheid.
De zin was er uit. Hij werd gloeyend rood om dat hij dat alles zoo juist
achter elkaar had gezegd. Hij wist niet wat hem overkwam om zoo
plotseling met haar alleen te zijn. Hij trok zijn, van versletenheid aan
de randen scherpe, manchetten over zijn handen tot aan den ondersten
duimknokkel, dat hem pijn deed, om dat zijn handen daar ruw-rood waren
van den winter. Met zijn groote, wijde, licht-blauwe oogen, met in 't
midden van de appels een goud rontetje, iets als een verren vonk, bekeek
hij haar verwonderd, terwijl de verlegenheid van zijn voorhoofd tot
onder zijn haar steeg. Zij zag hem rustig aan en keek dan weer naar het
handwerkje, waarmee zij bezig was.
--U is erg vermagerd, u moet veel hebben uitgestaan, zei hij snel en
lachte bedeesd.
--Ja, meneer, maar ik hoop, dat het nu gauw beter zal gaan.
Hij keek om zich heen door de kamer, zonder iets te zien, als om zich te
bedenken. Daarna zei hij luid:
--Kan ik niets voor u doen?
--Ik dank u wel, meneer, u is wel goed, maar nee, ik dank u ... ik heb
eigenlijk weinig noodig.
Zij hielden zich allebei stil. Mathilde begreep, dat zij nog iets zeggen
moest. Zij liet haar werkje even op haar schoot liggen en zei, met een
welwillenden trek in haar gezicht:
--Mijn man is erg te vrede over de bezigheden op het kantoor, ... ook erg
over u ...
--O, mevrouw, andwoordde Marinus verontschuldigend.
--Ja, zeker, hij zegt, dat u het beste werkt van allemaal.
--U zit hier zoo zonder veel zon en 't is zoo stil op de
binnenplaats, ... mevrouw.
--Ja, meneer, maar dat is juist het eenige, waarbij ik het kan
uithouden. Veel licht en veel leven hindert me.
--Kan ik niets voor u doen? vroeg Marinus weer, iets voorlezen,
bijvoorbeeld?
--Ik wil zelf heel graag iets lezen, als u mij iets leenen wil;
voorlezen zou mij wezenlijk wat te veel vermoeyen.
--Mag ik u dan nog eens iets komen brengen?
--Heel graag ... maar, wil u ook iets drinken, een glaasje port of zoo,
het is hier wel een treurig verblijf, waar als u wil ...
Marinus stond op en, denkend te doen zoo als het h
|