FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207  
208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   >>   >|  
ij een inwendig aanhoudend schel gefluit hoorde, als of; wel in haar hoofd, maar toch in de verte, een lokomotief floot. Daarbij scheen 't als kwam er een zegening uit de hooge lucht over haar, als ging zij een nieuw leven tegemoet, als wuifde, in onzichtbare luchtdelen van den grond een gelukstoestand naar haar op, onder haar rokken in haar lichaam dringend, en uitwendig haar bekruipend tot aan haar hals, tot over haar gezicht. Maar de lucht was sterk en zij moest haar oogen neerdoen, waaronder nu het bleeke blauw van de stoepsteenen, met zijn vele krijtige witte vlekjes, scheen te dalen en te rijzen. Marie was vlak achter haar en maakte, de armen vooruitstekende, bijna volvoerde gebaren, om haar te steunen. Terwijl Mathilde haar dof-stoffen schoen zonder hakje op het treetje van het rijtuig zette, vroeg de koetsier, die het portier vasthield, met zijn groven, aan den toestand vreemden, toon, Mathilde met zijn hand onder haar elleboog helpend, of de tollen nu of op zijn te-rugrit betaald moesten worden Dientje had een kanapeekussen tegen den rug van het rijtuig gelegd, op de achterbank. Hiertegen zeeg Mathilde neer, haar oogen dicht, om even te bekomen. Daarna tilde Dientje Felix op de voorbank, waar Marie naast hem ging zitten. De witte schoenen van het kind staken vooruit op de bank. Dientje zeide: --Nou, mevrouw, goeye reis, hoor, goeye reis! Zij bleef met haar stijf glimmend witte boezelaar, onbewegelijk glimlachend, als een pop tegen de bruin-groene deur staan, tot dat de barouchet wechreed. Hobbelend en kletterend ging het rijtuig voort. De venstertjes in de portieren dansten in de schommeling van de rijtuigkast op en neer. De voordeuren, onderste vensters en reepen muur van de huizen schoven in voortdurende opvolging voorbij als een reeks aaneengevoegde tooneel-achtergronddoeken, van boven afgebroken door de zoldering van het rijtuig. Op den hoek van het Koningsplein zag Mathilde de versleten hoog-ronde hoed van Marinus de Beer, die erg keek en diep groette; in de speling van het glas weekten de vormen van zijn haar ineen, alsof het vloeibaar was. Toen deed Mathilde haar oogen weer dicht in de krachteloosheid, die haar beving en, mijmerend over Jozef, die van-avond komen moest, sluimerde zij half. Buiten de Muiderpoort, over den weg naar Diemerbrug, hoste het rijtuig vreeselijk. De boomstammen sprongen telkens te voren, aan weerszijde. Marie poogde Felix, op haar schoot, zoet en rustig te houden. De oogen
PREV.   NEXT  
|<   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207  
208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   >>   >|  



Top keywords:

Mathilde

 

rijtuig

 

Dientje

 

scheen

 
onderste
 

vensters

 

voordeuren

 
reepen
 

schommeling

 
venstertjes

portieren

 
dansten
 

rijtuigkast

 

huizen

 
achtergronddoeken
 

tooneel

 

afgebroken

 

aaneengevoegde

 

schoven

 

voortdurende


opvolging

 

voorbij

 

Hobbelend

 
glimmend
 

inwendig

 

mevrouw

 
boezelaar
 

onbewegelijk

 

barouchet

 

wechreed


zoldering

 

glimlachend

 

groene

 

kletterend

 
Buiten
 

Muiderpoort

 
Diemerbrug
 

sluimerde

 

beving

 
mijmerend

vreeselijk

 

schoot

 
rustig
 

houden

 
poogde
 

weerszijde

 
boomstammen
 
sprongen
 

telkens

 
krachteloosheid