n, vernietigend, onmogelijk. Mathilde lag daar ginds,
voor hem verloren. Het was of hij haar van hier hoorde slapen, in een
vasten slaap, waaruit zij voor hem nooit weer zou ontwaken.
Een paar uren later gleed hij, zijn lot verwenschend, onder zijn
eenzame, kille, bijna vochtige lakens.
De volgende weken was het dag in dag uit hetzelfde eentonige leven.
Mathilde bleef hetzelfde, koortsen verzwakten haar onophoudelijk; een
paar uur per dag maar zat zij op.
* * * * *
Den eersten tijd, dat hij alleen in Amsterdam was, gedurende de
kantooruren, merkte Jozef weinig van de verandering in zijn toestand.
Hij mocht nu met zijn ziel onder zijn arm in het stille huis buiten
rondwandelen in plaats van in Amsterdam, dat was het heele verschil.
Maar langzamerhand, daar hij toch vastgesteld had nooit 's avonds voor
zeven uur buiten te zullen komen omdat hij 's middags nog wel eens iets
op het kantoor te doen had, begon hij gedurende zijn vrijen tijd visites
bij Emilie Berlage te maken, altijd geregelder.
De lente ging voort. Jozef zeide tot zich zelf dat het jaargetijde dezen
keer een buitengewoon merkbaren invloed op hem oefende. Zette hij zijn
raam open op het kantoor of buiten, over-dag of 's nachts, en de
lentelucht drong in zijn neus en in zijn ooren, dan voelde hij de
herinneringen aan zijn vroegere, zijn ongetrouwde leven met een zoetheid
in zich opleven, die hij vroeger van de werkelijkheid nooit had
ondervonden. Hij kon wel, zijn blik in de verre lucht, aan den tijd van
voor zijn trouwen met weemoed te-rugdenken, als een droomer, zich niet
heugende hoe diezelfde tijd hem toen gewalgd had.
In een zachten overgang, zonder den minsten strijd, zonder dat hij er
een besluit voor hoefde te nemen, maakte hij een middag het voornemen,
dien avond niet naar buiten, maar naar de club en daarna naar de opera
of zoo te gaan. De gelegenheid was nu beter dan ooit. Mathilde was er
niet om hem, door haar zwijgen of door een aanmoediging, die hij meende
averechtsch te moeten opvatten, te-rug te houden. Hij telegrafeerde om
vier uur twintig aan zijn vrouw: "Ben verhinderd, kom morgen". Daarna
ging hij bitteren in de club, waarvan hij nog altijd lid was gebleven,
en dineerde met drie vrienden, Hasman, d'Ablaincourt en een officier,
die hij, zoo als altijd, ook nu weer in de club gevonden had, in het
blauwe bovenzaaltje van cafe Suisse.
Een gevoel van verlatenheid, bevreemding, van afwijking van gewoon
|