FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235  
236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   >>   >|  
h, neen, wel was zijn liefde dood! Daar kwam een huivering van uit de verte over Mathilde, door de ruiten, door het behangsel. Zij hoorde Jozefs stem als heel ver wech praten, maar in een anderen, onbekenden, een ijselijk vreemden toon. Het was zijn stem niet meer. Zij zag hem gebaren maken, zijn mooye gestalte in een licht zomerpak, zijn armen, zijn beenen bewogen; zij zag zijn groote regelmatige tanden bij het bewegen der lippen onder den dikken knevel te voorschijn komen; zijn fijne rijtjes oogharen bewogen op en neer, hij keek, als sprak hij ook met zijn oogen. Maar hij was het niet meer. Het was een vreemdeling, die zijn gedaante had aangenomen. En toch wat was alles om haar heen vol van hem, vol van zijn liefde. Was 't niet zijn adem, waarin zij leefde? Had hij om haar lichaam en om haar geest niet een sfeer geblazen, waarin alleen zij leven kon? Hoe wit was de kamer hier, hoe bloeide alles buiten in de zon! Maar in wat voor een vreemde omgeving zat zij hier! Neen, zij kende deze kamer niet, dit huis, zoo luchtig, zoo licht, dat men als een doos over haar heen scheen te hebben gezet. Wat waren dat voor bloemen, zoo hoog, daar buiten de ruiten? Waar was zij toch hier, wie had haar hier neergegooid, zoo vreemd, zoo ver, hier "buiten"? Mathilde keek rond met groote oogen: daarop streek zij met haar hand langs haar borst, om zich van haar eigen bestaan te overtuigen. Zij wreef haar eene hand over de andere, drukte de knieen samen. Daarop hief zij zich, nauwelijks, in zittende houding, boven haar stoel, de borst en rug recht. Daarop lei zij kruiselings, over de papieren van het huishouden heen, haar armen op elkaar, kromde zich, zonk ineen, drukte haar gezicht in haar armen en snikte, eerst zachtjes, toen sneller, hijgende met een verdoofd kreunen, en eindelijk met lange ademhalingen, uitgeput. Een vreeselijke leegte werd haar heele wezen. Zij voelde alles wechgaan, alles haar verlaten. Zij schreide haar ziel leeg. Nu eens huilde zij niet meer, zij scheen tot bedaren gekomen. Maar dan, in haar dorst naar tranen, wekte zij weer een herinnering op, deed haar gedachte tot het bewustzijn van haar alleenheid terugkeeren en borst op nieuw in snikken los. Zij zag haar heele bestaan vruchteloos, al haar geloof, al haar hoop verbrijzeld. Zij was alleen, alleen; zij deed haar handen aan beide kanten van haar hoofd, boven de ooren, om er het begrip van haar alleenheid in te wringen, want haar hersenen wilden niet begrijpen. Daarn
PREV.   NEXT  
|<   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235  
236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   >>   >|  



Top keywords:

alleen

 

buiten

 
groote
 

Daarop

 
scheen
 

drukte

 
bestaan
 

bewogen

 
waarin
 

liefde


ruiten

 
alleenheid
 

Mathilde

 
kromde
 
elkaar
 

kruiselings

 

papieren

 

huishouden

 

kanten

 

gezicht


snikte
 

zachtjes

 
sneller
 
andere
 

knieen

 
overtuigen
 

wringen

 

hijgende

 

hersenen

 
nauwelijks

zittende
 

houding

 
ademhalingen
 

huilde

 

bewustzijn

 
schreide
 

terugkeeren

 

bedaren

 

gekomen

 

herinnering


gedachte

 

begrijpen

 

tranen

 

verlaten

 

wechgaan

 
vreeselijke
 

verbrijzeld

 

uitgeput

 

handen

 
kreunen