FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208  
209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   >>   >|  
van het kind stonden wijd open, als begrepen zij de zaken, waarop Marie, met een ter eere van de gelegenheid, heel helder, bijna feestelijk geplooid gezicht, zijn aandacht vestigde. Zoo duurde het twee uur, tot men door Weesp en door 's Gravenland gereden was, tot in de Leeuwelaan. Om dat Mathilde geen kou zou vatten, waren de raampjes toegelaten, maar door de reten suizelde de lente binnen, een wordend met de lauwe, doffe lucht in het rijtuig. Mathilde, die het onbekende gras, de vijvers en de bijna groenloze doorzichtige tuinen van de buitens van Six bekeek, links en rechts, en, voor haar uit, naast het zakachtig lichaam van den koetsier, een stuk hooge, tintelend-witte, over de samenbuigende groengeknopte karkassen der groote boomen-opvolging als de zilverige zoldering van een tooverpaleis zich uitstrekkenden hemel bestaarde, voelde bij iedere reeks schokken van het rijtuig, zich ver van haar verleden leven wechvoeren. Zij had in zoo lang zoo'n nieuwen, zich over alles heenspreidenden zonnedag niet gezien. Door de vermoeyenis heen, waarin zij ieder oogenblik, haar kin naar haar borst gedrukt, tegen den rug van het rijtuig schokte, vulde haar een zucht om Jozef te vergeven en een weder ontstaand vertrouwen. Maar tegelijk was 't haar, of zij voor altijd van hem henen reed, naar een ver, vreemd land. De onbekende stukken natuur, die van weerszijden en van voren, door de vierkante glazen vakken van het rijtuig, in haar oogen drongen, telkens verdwijnend, zich telkens vernieuwend, met grijzig-blauwe, lila en goud-witte tinten, waartegen de lage en hooge boomen en struiken, met hun magere, kale, draayend-kronkelende armen en talloze akelig-spichtige vingers, telkens dichter samengestoken, als de overgebleven geraamten van een daar plotseling verkoold soldatenleger, zich roerloosdreigend verhieven, schenen haar in een gelukloze toekomst te voeren, op den maatgang van de trappelende paarden. Dan weer sprongen de groene knopjes overal op, schoten overal te voren, als jonge stemmen van een koor, dat hoop verkondigde, tusschen het onverschillig hobbelen van het rijtuig en de vaalheid, het grijs-bruine van het bosch. Een scheut zon geelde over het bloeyende hout heen en kleurde de groene propjes teeder en verzilver-blauwde de stammen en takken. Dan weer verduisterde de zon, wolken schoven aan en weken. In snelle overgangen werd alles grijs en alles weder glansend. Ten laatste bleef alleen de glans over. Het was een voorjaars-mid
PREV.   NEXT  
|<   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208  
209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   >>   >|  



Top keywords:

rijtuig

 

telkens

 

Mathilde

 

boomen

 
overal
 

onbekende

 

groene

 
akelig
 

talloze

 
vreemd

spichtige

 
tegelijk
 

geraamten

 

overgebleven

 
samengestoken
 

altijd

 

dichter

 

vingers

 

stukken

 

vierkante


blauwe

 

weerszijden

 

grijzig

 
glazen
 

verdwijnend

 

vernieuwend

 
vakken
 

tinten

 

magere

 

draayend


drongen

 

struiken

 

waartegen

 

natuur

 
kronkelende
 

trappelende

 
takken
 

stammen

 

verduisterde

 
wolken

schoven

 

blauwde

 
verzilver
 

bloeyende

 
kleurde
 

propjes

 
teeder
 
alleen
 

voorjaars

 
laatste