FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183  
184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   >>   >|  
linkerhand waarvan alleen de duimtop door het porceleinen palet zichtbaar was op de tafel, met drie penseelen er dwars uitstekend. In haar rechterhand had zij een penceel of potlood en ze teekende en kleurde. Haar gezicht was erg vermagerd en als de grove hand van de goedige Marie niet een zilveren lepel vol licht-geel vocht, van het, nu overvolle, apotheekkastje naar haar toekwam en ze haar hoofd in de hoogte deed, dan zag men hoe haar oogen waren ingevallen, hoe de eerste eigenlijke rimpels op haar jong gezicht waren, hoe in-mekaar gezakt ze zat. Ze ging meestal om acht uur naar bed, en stond om elf uur 's morgens op. Vooral 's nachts had zij veel pijn en benauwdheden, zoo dat zij niet kon blijven liggen en de kussens hoog achter haar werden opgestapeld. Toen Jozef haar voor 't eerst weer eens vlak bij het venster, onder vel daglicht zag, schrok hij. Zij merkte 't aan zijn oogen. --Ben ik zoo veranderd? vroeg zij. Hij vatte haar teeder bij haar schouders en zoende haar bleeke wangen. Maar dien zoen voelde hij als op doode wangen. Onmerkbaar trilde er iets in zijn oogen; er ging een kou door hem heen. --Je zult bepaald heel gauw weer beter zijn, zei hij. Zij gingen samen even zitten voor het venster, op twee stoelen vlak bij elkaar. Mathilde was nog in haar witte nachtgoed; haar gezicht was nog witter. Er was een verlegen stilte. Jozef zat, een beetje naar haar toe voorovergebogen, zijn eene elleboog op zijn been geleund, de handen loshangend tusschen zijn beenen. Hij keek haar medelijdend en lief aan. Haar blikken, vanachter een doffen glans van uitputting, zwierven door de ruiten heen, over de zonnige plekken op de binnen-plaats, zonder gedachten, in afwachting van wat hij zeggen zou. Hij had iets: --Wil-je nu wezenlijk niet liever op de logeerkamer gaan en mij hier laten slapen? vroeg hij, dan heb je ten minste nog een beetje afleiding door het leven en alles wat er te zien is op straat. --Och nee, zei ze, daar ben ik te zwak voor. Ik wil liever maar niets zien ... het bevalt me hier 't best. Zij kuchtte stilletjes. Na een poosje, bewoog zij langzaam haar rechter hand, streek er zachtjes mee over Jozets groote blanke hand, heen en weer, met haar dunne vingertopjes over het zachte vel, nauwelijks er aan rakende. Toen zei zij, met een bedaarde, klagendzachte stem, waar een te-vredenheid in klonk, dat zij zoo met hem alleen was in haar ziekte: --Wat heb jij toch mooye handen! Eigenlijk veel te mooi v
PREV.   NEXT  
|<   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183  
184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   >>   >|  



Top keywords:

gezicht

 

handen

 

beetje

 

liever

 
venster
 

wangen

 

alleen

 
wezenlijk
 

afwachting

 
zonder

gedachten

 
porceleinen
 

zichtbaar

 

zeggen

 
duimtop
 

minste

 

afleiding

 

slapen

 

logeerkamer

 

binnen


tusschen

 

loshangend

 

beenen

 
medelijdend
 

geleund

 

voorovergebogen

 
elleboog
 

blikken

 

zonnige

 

plekken


waarvan

 

ruiten

 

zwierven

 

vanachter

 
doffen
 

uitputting

 
plaats
 

straat

 

nauwelijks

 
rakende

bedaarde

 

klagendzachte

 
zachte
 

vingertopjes

 
Jozets
 

groote

 
blanke
 
Eigenlijk
 

vredenheid

 
ziekte