uden gewikkeld
zijn, en zat zij met een heelen stapel wit goed op haar schoot, dat, door
elkaar, in een berg van plooyen, tot aan haar kin kwam, dan verbeeldde zij
zich, daar al een rond ventje onder te hebben liggen, een huidje te voelen,
met een jonge, reine warmte. Jozef was er eerst tegen geweest, dat zij-
zelf al die kleertjes maken zou, maar als hij haar nu, na dat zij het toch
doorgedreven had, aan den gang zag, en haar lieve gezicht boven al die
zuivere witheid uit zag komen, vond hij 't toch wel aardig.
Later zou het jongetje, want, neen, nu zonder gek-heid, het moest een
zoon wezen, zij was er zeker van, later dan zou hij vooral het liefste
zijn--en over dezen tijd sprak zij het graagst met Jozef--als hij zou
kunnen spreken en zij, de ouders, zijn verstand langzamerhand voor den
dag zouden zien komen. Dan zou Jozef hem, och heer, met allerlei
nietsjes, maar die een heele wereld in zich sluiten voor kinderooren,
inwijden in het begrip van de dingen van het dagelijksch leven, van zijn
omgeving. Zij zag hem al van hier aan Jozefs knieen staan, met groote
oogen aandachtig luisterend. Zij zou hoofdzakelijk zorgen voor dat hij
braaf werd en gezond. Voor alles zou zij hem de liefde leeren voor zijn
vader. Zij zou hem zeggen, hoe goed en lief Jozef is, hoe haar, zijn
moeder, niemant dierbaarder was, hoe hij alles aan zijn vader te danken
had, wat pleizierig voor hem was. Zij zou vooral van haar zoon een
tweeden mensch vol liefde voor Jozef maken.
De vraagstukken van opvoeding kwamen op in Jozef en Mathildes
gesprekken. Mathilde was bepaald en onveranderlijk voor een strenge
opvoeding. Zij was daar tegenwoordig 's avonds druk over aan 't lezen.
Op haar verlangen kocht Jozef, die daarmee lachte, een paar nieuwe
boekwerken over opvoeding. Jozef was voor de zachte, toegeeflijke
methode. Hij vond, dat pakken slaag te geven en in een hoek te zetten
een kind niet beter maakte. Maar hij wou zich wel onderwerpen, zei hij,
hij liet haar de beslissing over. "Zachte chirurgijns maken stinkende
wonden", zei Mathilde iederen keer, waarop Jozef dan altijd begon met te
andwoorden, dat een gewonde en een chirurgijn in een heel andere
verhouding tot mekaar staan als een ouder tot zijn kindje, dat alleen
het zooveel mogelijk vrijheid laten en het door redeneering fouten onder
het oog brengen een kind tot een waren man maakte, maar daartegen had
zij bizonder veel dingen te zeggen: dat een kind voor geen redeneering
vatbaar was, dat me
|