r haar wil, zonder haar toestemming maar toch
door haar werd gemaakt, de levende getuigenis er van zijn, dat zij zich
voor altijd aan hem had wech gegeven. Ook beijverde zij zich om hem uren
achtereen sterk aan te zien en altijd zijn uiterlijk voor haar
verbeelding te hebben, als hij er niet was over-dag of 's nachts als het
donker was. Want zij wilde, dat het kind, het mocht dan een jongen of
een meisje worden, zoo veel mogelijk op hem lijken zou. Als zij mekaar
aan 't liefkozen waren, schoof Mathilde zich wel zachtjes op Jozefs
schoot, drukte haar voorhoofd tegen het zijne en liet zijn blikken
langen tijd in haar oogen rusten. Zij dacht, dat zij, zoo, veel van
zijn leven in zich op zou nemen. Jozef trachtte hun leven in deze
omstandigheden zoo in te richten, dat Mathilde nooit het minste
verdriet, of zorg of inspanning, had. Toen zij in de vierde maand van
haar zwangerschap was, en de vijfde, en de zesde, zonderden zij zich met
hun tweeen heelemaal af. Jozefs bekommering werd overdreven; het begon
met dat hij volstrekt niet wilde, dat zij menschen bij hun vroegen;
later veroorloofde hij haar nog alleen kleine wandelingetjes te doen,
eindelijk verlangde hij, dat zij absolute rust nam. Tusschenbeide 's
avonds maakten zij nog een klein loopje samen, maar eindelijk dat ook
niet eens meer. Hij dreef het tot in het kinderachtige door. Als er iets
te krijgen was buiten de kamer waar zij zaten, dan deed hij het. Wou zij
iets hebben waar zij niet bij kon met haar handen, dan stond hij op, om
't haar aan te geven. Om een haverklap werd de meid gescheld, en de
stal-houder had gedurende wel een negen weken een bizonder goeden klant
aan de Van Wildens.
De aanstaande geboorte van zijn kind maakte Jozef niet blij. Hij gaf
daar weinig om, 't deed hem alleen een beetje pleizier, om dat hij zag,
hoe gelukkig het Mathilde maakte. Ondertusschen, al bekende hij 't zich
zelf nauwelijks, vond hij heel naar, dat er zoo'n verandering in zijn
huishouden zou komen. Hij keurde het af, hij vond het vreemd, maar 't
was waar, dat hij, voor hij wist niet hoeveel niet, gedurende dezen tijd
een van zijn vrienden in het gezelschap van Mathilde zou gebracht
hebben. Als hij met haar samen was, in een van die oogenblikken, dat zij
in zijn arm stond met haar hoofd achterover, haar mond half open en hij
haar kuste eenmaal, tweemaal, tienmaal, vijftigmaal, en zij, half
bedwelmd, zich dan tegen hem aan liet vallen, dan schrikte hij, dan was
't of plotseling
|