f zijn koerant bewoog
of diep ademhaalde. In een hoek neuriede het theewater. Alles om hem
heen was nieuw, frisch, jeugdig en vol komfort: de gelakte kolen-en
turfbakken, de donker-bruine dubbele deur, waardoor men in de voorkamer
kwam, met haar gevlamde paneelen, de schrijftafel van Jozef, in den hoek
bij 't venster, een kadoo op zijn verjaardag van Mathilde, de glazen
boekenkast, die er naast stond, de zwarte pendule op den schoorsteen,
met een bronzen ruitertje er op. Jozef keek naar de kachel, lei de krant
even op de tafel over het brood en het theeservies heen, stond op; de
kwasten van zijn sjamberloek bengelden langs zijn beenen, en hij stookte
het vuur aan. Vier nog heelemaal heele koolen, van achteren zwarterig,
vormden het vuur in de kom van de kachel en wat korsterige stukjes
verbrokkelde kool lagen er om heen. Er knapperden vonken naar boven, in
den rossen gloed hoorde hij een blakerend getik. Jozef bleef, even,
aangenaam in het vuur kijken. Daarna stootte hij met den pook de
knersende koolen tot gruis en gooide een vollen schep vettige inktige
steenkolen er op neer, die knetterend een dichten zwarten rook door de
kachel verspreidden. Daarna ging Jozef weer zitten. Hij had er een gloed
van op zijn gezicht gekregen, die stil wechkoelde. Achter hem schenen
koude winterzonnestralen over de muren van de binnenplaats. Beneden,
door een venster dat daar uitkwam, zag hij Dientje bezig in de keuken
met het glimmend kopergoed. Er kwam geen enkel geluid van buiten. Er
reed op dit uur geen enkel rijtuig over dit gedeelte van de
Heerengracht.
Daar bewoog de kruk van de deur, die zich met een licht gekraak opende.
Mathilde kwam binnen in haar licht-grijze huisjapon, met de breede
zwart-fluweelen hals-en handboorden.
--He, hier is 't heerlijk, zei ze en wreef haar handen tegen mekaar,
waaraan toen de ringen schitterden, die zij van Jozef had gekregen.
--Ja, vin-je niet? andwoordde hij, Mathilde zoende Jozefs voorhoofd,
terwijl hij zijn hand naar boven stak om de hare te vatten. Mathilde
bleef even staan achter het theeblad, om te zien of alles voor het
ontbijt in orde was. Zij schikte de kopjes op de schoteltjes en begon
er, het hoofd naar voren gebogen, suiker in te scheppen. Maar er waren
onrustige trekjes om haar mond en haar oogleden knipten ongewoon. Zij
had iets te zeggen, maar het kon er nog niet goed uit. Zij schonk voor
Jozef een van de witte kopjes met hun smal vergulden randjes vol thee,
daarna een wolkje
|