ld en drentelde op en neer, door niemant
aangesproken. De jonge blonde bediende, Marinus de Beer heette hij,
voelde zich heelemaal overbluft, en zat met als opengespalkte oogen naar
de piano te turen, als was daar iets heel bizonders mee gebeurd.
Nu begon liet gezelschap te kuchen en zachtjes-aan weer te praten. Het
was nu bepaald heet geworden. Er werd ijs gepresenteerd: wit
vanielje-ijs, als natte sneeuwballen in de ronde kelken gedrukt, rood
framboze-ijs, wat meer koekiger en zoetiger. In de zomerige stilte,
tusschen de kwijnende konversatie door, hoorde men het bescheiden happen
van de monden. Hasman kneep zijn oogen dicht om dat het ijs zoo koud
was. Links en rechts werden kleine zinnen gezegd over het ijs en over
het muziekstuk, als het eerste en schuchtere getjilp van musschen door
de boomen na storm en regen.
* * * * *
Mathilde werd zich zelve weer. Zij keek naar Jozef, die nog bij de muur
stond, en glimlachte, en veegde met haar zakdoek haar mond af. Zij keek
daarna om zich heen naar al die vreemde menschen, die verwonderd naar
haar zagen om dat zij zoo bleek was.
De avond verstreek, eenige heeren waren in de gang gaan staan om de
warmte en lachten daar, terwijl er een iets vertelde met luidruchtige
gestikulatie. Dientje schoof voorbij en werd opgemerkt. De deur van de
kamer bleef voortdurend open en de luidruchtigheid uit de gang ging
langzamerhand ook naar de kamer over.
De dames dreven hun waayers, die ritselden en hijgden, voorbij hun
verhitte gezichten. Algemeen kwam de muziek ter sprake. Men misprees
Mathildes overdreven bescheidenheid, die de komplimenten afwees. Men
verhaalde kwinkslagen uit de loopbaan van virtuosen en allerhande
kunstenaars. Zoo kwam men weer op de deklamatie. Het heele gezelschap
nam aan het gesprek deel. De meesten waren gaan zitten en vormden een
ovalen kring, Jozef was daar stilletjes tusschen gaan zitten.
--Apropos, Marinus, vroeg hij aan den blonden bediende, heb je niets
meegebracht?
--Och, kom, er zal wel iets in uw overjas steken, zei Mathilde van
d'overkant. Mag ik de knecht niet eens laten kijken?
Marinus werd zenuwachtig. Hij keek naar Jetje, om te weten, wat zij er
van dacht. Deze, die nog verrukt was over de uitnemende ontvangst van
haar bijdrage, knikte goedkeurend en aanmoedigend.
--Dan zal ik het zelf wel eventjes halen, meneer, zei hij.
Hij bleef even wech. Zoo'n goede jongen, mompelde men, maar hij is een
beetje b
|