flikkerende groene oogen en een doffe, logge wrat boven het
linker oog. Hij was rijk en aanzienlijk geworden door zijn huwelijk met
mejufvrouw van Wilvliet, nu een vijftigjarige vrouw, vriendelijk
uiterlijk, met hagelwitte tanden die voortdurend zichtbaar bleven, en
een ter neer gebogen neusje. Ze droeg haar haar nog in fladderende
bochten afhangende op het voorhoofd tot maar heel even boven de oogen:
donkerbruin haar. Zij ging naast Mathilde zitten en gebruikte al
dadelijk haar groenen waayer.
--Wel mevrouwtje, wat is u hier allerliefst geinstalleerd ...
--Ja, mevrouw, zei Mathilde, het huis bevalt mij wel. 't Was een heel
gelukje voor ons dat het juist te koop was en zoo heelemaal naar onzen
smaak. Mijn man heeft ook erg zijn best gedaan om alles netjes te
krijgen, en nu is 't zoo geworden, ziet u ... maar u, mevrouw, dat is
waar ook, hoe gaat 't u toch sinds uw laatste ongesteldheid ... daar men
't eerst aan denken moest, ... maar hoe gaat 't u? En ze glimlachte.
--Och, 't gaat nog al, dank u, langzaam maar zeker vooruit, zegt het
spreekwoord, en zoo hoop ik nu maar dat het met mijn persoontje ook
gaan zal.
--En, zoo als ik zie, maakt meneer Louis het ook nog heel goed.
--Ja, mevrouwtje, dat zou ik u niet durven toegeven, de goeye jongen
heeft het zoo druk, zoo druk, u kunt er u geen idee van maken ... En dat
werkt wel een beetje op zijn gestel. Nu is hij weer zijn zaak aan 't
uitbreiden door Parijsche relaties. 's Morgens voor dag en voor dauw
opstaan en dan nog in de dikke donkerte soms naar 't kantoor, welk weer
het ook is ...
--Maar als men de verwezenlijking van zijn illuzien in 't vooruitzicht
heeft ...
--Ja, ja, u heeft wel gelijk, het aanstaande huwelijksbootje doet al
heel wat over 't hoofd zien, niet waar, Emilie? vroeg ze aan
jufvrouw Hartse.
Mevrouw van Borselen was een beetje van de andere dames af in een
fauteuil gaan zitten. Meneer Ster kwam bij haar staan, om een praatje te
maken; hij hield zijn gibus op zijn rug en klepte er mee heen en weer.
Intusschen hoorde men weer het geratel van rijtuigen over de
straatsteenen, dat op eens koud en hard werd als zij de Spiegelstraat
uitdraaiden en dan voor van Wildens deur staakte, terwijl de koetsier
ho! riep, als de wielen nog even langzaam voortgingen, en, zijn neus
ophalend, klak! van de bok sprong om zachtjes het portier te openen. De
andere menschen kwamen aan en de kamer was al gauw gevuld: een makelaar
met zijn vrouw en twee officiere
|