vertelde? wat had hij verzwegen?
Och, hij kon nu gerust alles zeggen, nu waren zij toch getrouwd! En hij
zoende haar en deed de verlangde verhalen, tot in de minste onderdeden,
en telkens vroeg zij meer, telkens nadere bizonderheden tot dat zij het
zich volledig kon voorstellen.
* * * * *
Emilie Hartse kwam af en toe visites maken bij Jozef en Mathilde, en
Mathilde doorleefde een aangenaam kwartiertje, toen Emilie eens een heer
meebracht, Louis Berlage met wien zij geengageerd was. Mathilde was toen
bizonder hartelijk tegen Emilie en zij schenen groote vriendinnen.
Maar het gelukkigste voelde zich Mathilde als zij en Jozef alleen waren.
En dat duurde maar voort, dag in dag uit. Mathilde was dronken van
geluk. Zij voelde het stijgen van haar hart tot in haar keel en zij kon
't niet uitspreken, zoo overstelpte het haar. Al de warme liefde van hun
engagementstijd en al het onbeschrijfelijk genot van de huwelijksreis
schenen zich te vermengen en haar in een tweede natuur om te scheppen.
Zij had hem eindeloos lief! Zoo zou 't altijd blijven bij haar, dat
voelde zij wel en zij schrok te-rug voor de macht van haar eigen gevoel.
Alleen maar als hij naderde, schoot er als een vlam naar haar hoofd, en
nam hij haar in zijn armen, dan leunde haar hoofd achterover tegen zijn
schouder en weende van zaligheid. Ze zou altijd bij hem hebben willen
zijn, zij wilde altijd weten wat er in hem omging. Soms vroeg ze hem
in-eens, half bedroefd: waar denk-je aan?, als ze een tijdje zwijgend
bij elkaar waren geweest. Dan deed 't haar verdriet van-zelf niet te
weten wat hij dacht. En 's nachts, als zij te slapen lag tegen zijn
borst, hief ze haar hoofd naar hem heen en fluisterde zoo zacht, zoo
zacht als de gedachte: hou-je van me? Hij moest het vijf maal, zes maal
zeggen, dan vroeg ze hem om een zoen en sliep gerust in. En 's morgens,
als zij was opgestaan en hij nog doorsliep, en ze ging even voor het
venster kijken in de eerste frischheid van het ontwaken, dan, met de
herinnering van den vorigen avond en het vooruitzicht van een daggelijk
aan dien van gisteren, dan werd het haar te benauwd in haar gelukkig
hart, dan moest het venster open al was het koud, dan moest ze ruim
kunnen ademhalen, en de liefdevreugde, die blonk uit haar oogen, doen
uitstralen in de open lucht.
Was zij vol kleine oplettendheden, zocht hij op allerlei manieren haar
pleizieren te doen, haar liefde was vindingrijker. Zij dacht over
|