sprekelijk genoegen en had ze hem er nog
liever om. Zij kwam dan wel naast hem staan, lei haar hand op zijn
schouder en boog zich over hem heen om ook in het boek te kijken. Zij
las een paar zinnen met hem mee en vroeg dan, om zijnentwille, wat of
dit of dat beteekende. Wanneer hij 't haar verklaarde, begon zij tegen
hem aan te leunen en vroeg meer uitleggingen. Eindelijk zat zij op zijn
schoot, en het gebeurde dikwijls, dat zij zijn zinnen afbrak, door hem,
midden in hun ernstig gesprek, zoo te zoenen, dat hij niet verder spreken
kon. En dan vroeg zij zoenen te-rug, dan bleven zij zoo'n heelen middag
zitten vrijen als waren zij heel pas getrouwd.
Jozef begon te voelen, dat hij dol veel hield van zijn vrouw, Als zij
niet bij hem was, was hij zoo gehoorzaam, dat hij 't niet harden kon.
Kwam zij een oogenblik te laat beneden aan 't ontbijt, een vijf minuten,
dan was hij ongerust, dan ging hij kijken. Had zij hoofdpijn, dan werd
hij bezorgd, dacht over middeltjes na, ging zelf naar den apteker. Hij
was gelukkig in deze afzondering met Mathilde, die zooveel van hem
hield. Hij verveelde zich niet meer. Hij dacht er den heelen dag aan om
zijn vrouwtje allerlei kleine pleizieren te doen. Hij had een prachtige
eikenhouten kist laten maken, met veel beeldhouwwerk er aan, em haar die
kadoo gemaakt, om er in de volgorde, die zij zelf zou willen, den inhoud
van de latafel en van het bureau haars vaders in te verzamelen en te
schikken. Wat een stille blijdschap voor Mathilde, toen zij op een
morgen de kist vond staan in het zaaltje, en Jozef haar zei wat er mee
gebeuren moest en haar vroeg, waar zij hem gezet wilde hebben, boven op
de slaapkamer of hier in het zaaltje. Zij verkoos het zaaltje. En, samen
met Jozef, besteedde zij er nu een paar dagen aan om de zaakjes over te
pakken, samen met Jozef besprak zij de volgorde, waarin zij de
voorwerpjes en papieren nu zouden bergen. Hij hielp haar nu met alles.
Al het egoisme, de te-ruggetrokkenheid van haar droefheid was verdwenen.
Zij liet Jozef meedoen in al de droevige vreugde, die zij van deze
nieuwe schikking had; telkens vertelde zij zachtjes van de gedachten,
die er door haar geest gingen onder deze bezigheden. Des ochtends raakte
zij zelfs niet aan de kist of aan de reliquien; zij vond er een zoet
genoegen in, hem te laten merken, dat zij op hem gewacht had, om samen
alles te doen, en hem over alles raad te vragen. De kist werd het
dierbaarste meubelstuk van het zaaltje en van he
|