weer een half
uurtje met jufvrouw Hartse ging praten. Deze verzekerde dat 't haar nu
verbazend speet, dat zij Mathilde zoo graag had gezien om te probeeren
haar een beetje te troosten. Daarbij zei ze ook, dat 't zoo'n groot
geluk voor haar zijn zou de kennis met Mathilde, de vriendschap liever,
te vernieuwen. De menschen waren haar hier zoo vreemd geworden na haar
verblijf in het buitenland! Zij hield met bijna niemant omgang. En
Mathilde en zij hadden elkaar vroeger toch zoo goed gekend! Hierna kwam
het gesprek op de familie van Riet, waar Emilie aan huis woonde. Jozef
vertelde, dat de heer en mevrouw van Riet, ongeveer een maand voor
Mathilde en hij op reis waren gegaan, nog een avondje bij de Stuwen
hadden doorgebracht. Toen kwam van-zelf de muziek en de literatuur ter
sprake. Emilie kende veel fransche romans, van Feuillet, van George
Sand, enz. Maar Jozef verzekerde, dat er ook mooye nieuwe Duitsche
romans bestonden en Engelsche. Hier wist Emilie bijna niets van en zij
liet zich door hem een paar van die boeken leenen, om ze te lezen.
's Middags aan tafel vertelde Jozef, dat Emilie Hartse er weer was
geweest, dat hij haar een boek geleend had.
--Zoo! zei Mathilde, glimlachte heel even, goedig, flauwtjes, en sprak
weer over iets anders.
De zomer verstreek. Tien dagen na haar vorige visite, kwam Emilie zelf
de boeken terugbrengen. Ze had nog wel nu en dan een woord in de
dictionnaire op moeten zoeken, maar overigens hadden de romans haar wel
bevallen. Nu bleef zij wel een uur praten. Jozef leende haar weer andere
boeken en nog eens en nog eens, die zij telkens te-rug kwam brengen, dan
na een veertien dagen, dan na een week. Iedere keer werd er eerst veel
over boeken gesproken, daarna had Emilie heel wat te vertellen over de
familie van Riet, van de hoofdpijn en het water in de beenen, waaraan
mevrouw sukkelde en van de gezelligheid en de gemoedelijkheid van
mijnheer, maar die wel eens tot vervelendheid oversloeg in den omgang
zonder einde van het dagelijksche leven. Voorts deelde zij aan Jozef
haar indrukken over Amsterdam en de Amsterdamsche wereld mede, vergeleek
die bij de wereld van Parijs, sprak eindelijk over Jozef-zelf, over
Mathilde en over hun plannen. Jozef vond haar wel een aardig ... ja, hij
wist niet goed hoe hij haar voor zich-zelf noemen zou. Emilie was een
jaar of vier-en-twintig en nog ongetrouwd, dus een meisje. Maar zij was
ontwikkeld en op de hoogte als een vrouw. Het waren Jozefs aangenaamst
|