eid, de koortsige opvolging van
indrukken en gezichten, den rijkdom van de voortdurend wisselende
omgeving en den aandoeningenstorm van de huwelijksreis plotseling in de
grijze stilte, in de sombere kilheid en eentonigheid van het huis, waar
de doodslucht door heen had gewaaid, verplaatst, scheen ze zich er in te
zullen ziek-suffen en de diepe ontsteltenis, door het kontrast
veroorzaakt, niet te boven te kunnen komen. Het was te gauw gegaan, het
was te hevig geweest. Zij voelde nog voortdurend den eersten schrik.
Alle begoocheling was wech, wech de vrolijkheid, wech het brandende
leven. Terwijl de scherpte van het leed langzaam week, bleef ze
ongevoelig voor elke nieuwe levensprikkeling ook.
Zoo kropen onder Jozefs voeten heen de dagen voorbij. In zijn altijd
sierlijk, nu donker-blauw pak, stapte hij 's morgens met een verveeld
gezicht de deur uit, en, daar hij nu anders niets te doen, aan niets
anders te denken had, lei hij zich met de borst op de kantoorzaken toe,
zich dieper naar zijn lessenaar buigende, werd ijverig, zocht zijn
inkomsten te vermeerderen. Hij droeg nu voortdurend, in plaats van zijn
gekleurde een eenvoudige, breede zwarte strikdas en een hoogen rouwband
om zijn hoed. Hij was er toe gekomen eenige studieboeken van vroeger,
die op zijn kantoor in de stof lagen en daar vergeten werden, naar zijn
huis te laten brengen. Hij had daar vroeger een tijd lang nog al
pleizier in gehad en, daar hij zich onmogelijk bij publieke
vermakelijkheden kon vertoonen en anders niets had om zijn ledige uren
mee door te brengen, kwam het genoegen te-rug en zette hij zich 's
middags en 's avonds aan de studie. Toch deed hij niet veel meer dan
lezen, met belangstelling. Hij maakte geen aanteekeningen. Het waren
werken van Quack, Heemskerk, de Pinto, staathuishoudkundige en
populair-rechtsgeleerde boeken. Nu ging hij ook nieuwe uitgaven over
dezelfde onderwerpen koopen, waar hij zich nu eenmaal mee bezig hield.
Verder las hij het Handelsblad, den Figaro en de Fransche romans van
George Sand en Feuillet. Dit alles in afwachting, dat Mathildes
droefheid en ziekelijke afgetrokkenheid zou verdwijnen. Ook kreeg hij
's middags wel eens bezoek van een club-vriend, D'Ablaincourt of Hasman,
die een uurtje bleef praten en een glaasje port met hem drinken. Een
enkele maal verscheen er een kantoorklerk, die iets te vragen had.
Overigens kwam er niemant.
Er waren weer twee weken voorbij. Het was op een zonnigen Donderdag,
vier uur, een
|