ite te hebben om in slaap te
komen, door haar vermoeidheid en haar verdriet. Zij had zelfs ook na den
eten, gedurende den avond, haar napluizingen willen voortzetten en Jans
om een lamp gevraagd, maar daartegen had Jozef zich ten stelligste
verzet, zeggende, dat dat haar nog meer afmatten zou en haar slaap nog
meer bemoeilijken.
Voor het oude bureautje gezeten, leefde dan Mathilde het leven der
herinneringen voort. Zij deed het met een altijd vermeerderende liefde,
met een inspanning, een drift en een volharding, die tot halsstarrigheid
werden en uit een onwrikbaar genomen besluit schenen voort te komen. Dit
besluit bestond dan ook. Het had zich langzaam, voetje voor voetje, in
haar ziel gedrongen en zich daar vastgehecht, zonder dat zij 't zich
zelf goed bewust was. Zij had besloten toch zooveel voor haar vader te
doen als zij zich voor haar huwelijk had ingeprent. Zij had zich
eenmaal, eer zij met Jozef op reis ging, voorgenomen, dat, bij hun
te-rugkomst, de innige verstandhouding tusschen haar vader en haar zou
voort duren, ja nog inniger worden zou. En zij wilde haar plan getrouw
blijven. Gedurende haar afwezigheid had zich zooveel teederheid en zorg
in haar hart opgestapeld, dat zij zich van dien voorraad, van die
kracht, niet ineens kon ontdoen of haar geheel in tranen kon laten
wechvloeyen. Zij had zich-zelf eenmaal beloofd dat, als zij eens
wezenlijk getrouwd, wezenlijk vrouw zou zijn, zij beter dan ooit en nu
voor-goed aan haar vader vergelden zou, wat zij voor het geluk van haar
heele jeugd aan hem te danken had. En nu gebeurde dat, buiten haar eigen
weten om. De eenzame ruimte van deze verlaten kamer trok haar meer en
meer aan. Hier ademde zij de gedachten en gemoedsbewegingen in, die uit
het oude verleden hier waren blijven hangen. Haar liefde sliep, zij
vergat zich zelve, zij vergat Jozef die beneden alleen zat. Als zij de
brieven van haar vader las en al die kleine zaakjes, die hij achter
gelaten had, hanteerde met een innige teederheid en behoedzaamheid, dan
was 't alsof zij zijn lotgevallen van vroeger deelde en als dochter hem
vereerde in deze geheime en bizondere kenteekenen van zijn goedhartig en
haar zoo dierbaar bestaan, dat nu op gehouden had voor altijd. Haar
jeugd verdoofde. Zij dacht niet meer aan het tegen woordige. Koud, als
een beeld, ging ze op en neer door het huis, terwijl het warm was in
haar hoofd en de figuur van haar vader onophoudelijk door haar
verbeelding dwaalde. Uit al de woeligh
|