hij alleen zorgde, waarom hij bepaald veel gaf, het gezicht daarvan deed
Mathilde bizonder aan. Met wat een genoegen moest vader dikwijls 's
avonds in zijn eentje die dingen hebben te voorschijn gekregen, ze
gehanteerd en bevoeld hebben! Zijn goedige, bedaarde, nederige,
huiselijke geest gaf haar nu een zeer sterken indruk. Vooreerst lagen
daar twee kerkboeken, een, zoo hoog en zoo breed als een mannen hand,
met zwart geworden zilveren sloten, stoffig en vergrijsd goud op snee,
met gele spikkeltjes op het witte papier van-binnen: het was een kadoo
van de Stuwen-zelf aan zijn vrouw geweest. "Aan mijn dierbare vrouw, de
echte christin", stond als toewijding voor tegen het schut-blad
geschreven. Het andere kerkboek, een fransch, veel kleiner, was van de
Stuwen-zelf geweest, maar in jaren niet gebruikt. Daarnaast zag Mathilde
een zilveren horlogeketting. Maar zij besloot, met het pijnlijk
welbehagen, dat zij in deze bezigheid had, de laden eerst alle te openen
en in te zien, om daarna de dingen een voor een te betasten en te
bezichtigen. Knersend en haperend stommelden een paar laden open, als
verborgen zij zaken, die niet gaarne hadden; dat het daglicht tot hen
doordrong, andere gleden weer gewillig mee en waren als met was
bestreken. Alle waren gevuld. Een schat van prullen, voor Mathilde van
de hoogste waarde, had zij nu onder haar oog, en zij bleef er op staren
en droomen. Zij vergat zich-zelf in den aanblik van al die doode
voorwerpen, die vroeger geleefd hadden in haar vaders handen zij snoof
de geur van verleden dagen op met graagte. Maar zij had zoo'n rijkdom,
dat ze niet wist waar te beginnen en zij had de tijd zoo vergeten, dat
Jans kwam zeggen: de koffie stond klaar en meneer zat beneden te wachten.
Mathilde ging naar beneden. Zij had nu een bepaald onderwerp, waarmee
haar geest zich bezig hield 't was of de droefheid een beetje, een klein
beetje maar toch iets, minder erg was. Zij deed aan Jozef verslag, van
hetgeen zij had gevonden en daarbij gevoeld. Zij was er heelemaal van
vervuld, zij sprak over niets anders. Zij zat met de ellebogen op tafel
en vertelde alles. Zij was verwonderd over dit, over dat. Die oude
beurs, die zij gezien had, die haar moeder nog voor haar vader gehaakt
moest hebben, met die gouden franje, herinnerde zij zich wel heel lang
geleden eens in de ouderlijke slaapkamer te hebben gezien, maar zij wist
volstrekt niet, dat haar vader die nog had. En dan die kerkboeken weer,
och, hoe aardig
|