Jozef zijn huwelijksaanzoek niet te
weigeren, om dat het haar zoo hard was voorgekomen zich van haar vader
te scheiden, om dat zij zich niet had kunnen denken in een toekomst,
waarin zij niet altijd aan zijn zijde zou zijn om hem te verzorgen en
hem nooit alleen te laten, om dat zij zich met afschrik had
voorgehouden, hoe, als zij trouwde, zij daar het zwakkelijke, goede,
oude mannetje alleen in zijn huisje zou moeten achterlaten misschien.
Zij dacht er over na, dat zij in Jozefs vraag alleen had toegestemd op
uitdrukkelijke voorwaarde, dat haar vader bij hun in zou komen wonen,
zij hem altijd zou kunnen verzorgen en in zijn behoeften zou kunnen
voorzien, altijd bij hem zou kunnen zijn. En nu? Zij had zich wezenlijk
toen niet zoo bekommerd hoeven te maken! Nu bracht zij zich te binnen
wat zij zich al niet voorgenomen had te doen om in 't vervolg haar vader
het leven altijd aangenamer en aangenamer te maken. Zij herdacht den
zachten nieuwen leuningstoel, dien zij in de Kalverstraat voor een
winkelraam had zien staan en dien zij voor hem zou hebben willen koopen,
en een bonten voetwarmer, dien zij aan had willen schaffen, een mooye
zware Duitsche pijp van dertig gulden, en het mutsje voor zijn lieve
oude hoofd, dat zij voor zijn verjaardag had willen borduuren en de
dikke wollen handschoenen, tegen den aanstaanden winter. Hoe had zij ook
door willen voeren, dat hij elken dag aan tafel een paar glazen zeer
ouden wijn zou drinken en voor de koffie, om twaalf uur, een flinke
eetlepel met flikjes zou nemen. Hij hield zooveel van chocola! En wat
een plannen had zij gemaakt voor als zij met hun drieen samen zouden
wonen in een grooter huis, vader, Jozef en zij! Wat had zij er nog met
vader over gesproken dat zij de avondjes voort zou zetten, die hij
begonnen was, dan natuurlijk hij haar aan huis, en hij, vader, op de
eereplaats! Zij zou hem een ruime kamer gegeven hebben met alle denkbare
gemakken, en een schel onder zijn bereik, hoog van verdieping en op de
zon gelegen, waar hij zich zoo graag in koesterde.
's Avonds, als Mathilde met Jozef aan de thee zat, herinnerde zij zich
vooral de teederheden van haar vader voor haar. Terwijl de schemering
dwarrelde door de kamer en Jozef, aan den anderen kant van de tafel,
rookte en wechdook in de duisternis, schoot het vlammetje onder den
theepot stralen naar haar oog en tuurde zij er zoo lang met groote oogen
in, tot de stralen heen en weer wipten en dansten en braken en de
thee-pot
|