l, naar het buffet-kastje,
naar zijn tabakspot en pijpen, naar het boekenrekje aan den wand, waar
een paar boeken over natuurkunde op zwierven, die hij doorgestudeerd
had, en waar de koeranten lagen, die hij 't laatst had gelezen. Zij nam
ze van het plankje en las ze over en wilde uitmaken voor zich-zelve,
waar haar vader het aandachtigst gelezen zou hebben. Zij zocht naar
vingerdrukken, naar een potloodstreepje aan den kant, en had zij iets
gevonden, dan toonde zij 't Jozef bij zijn thuiskomst: Kijk, zei ze, dat
heeft vader nog met belangstelling gelezen. Dan bracht zij zich te
binnen, hoe hij, wat hem betrof bij het lezen van de koerant, vroeger
altijd voorlas en er zijn meening over zei en de hare hooren wilde.
Jozef en zij hadden besloten, dat Jans de keukenmeid waarover zij geen
klagen hadden, voorloopig in hun dienst zou blijven. Mathilde liet Jans
dan 's ochtends, als zij zoo alleen zat, bij zich komen en haar
nauwkeurig al de laatste levensdagen van haar vader verhalen hoe hij dit
gedaan had, hoe hij dat gedaan had, wat hij gegeten had, of hij op zijn
gewone tijd naar bed was gegaan, of hij thee had gedronken zoo als
altijd, en zoo voords. Dan begon zij aan Jans te klagen over haar
verlies en liet haar met zich mee klagen. Mevrouw Berlage kwam ook haar
wel een paar keer bezoeken, maar, na haar trouwen, kon zij met deze
vrouw, die toch, toen zij nog een jong meisje was, haar beste vriendin
was geweest, lang zoo goed niet meer over-weg. Misschien wel, om dat
mevrouw Berlage haar nog altijd te veel als een jong-meisje behandelde
en het Mathilde hinderde, dat zij niet sprak als van getrouwde vrouw tot
getrouwde vrouw.
In den namiddag, als Jozef thuis was, zaten zij meestal in het zaaltje
achter. Daar was het ruimer en een beetje lichter. Jozef had al licht
iets te schrijven of zoo, waar hij wat plaats voor noodig had. Maar
Mathilde deed niets. Zij kon haar oude handwerkjes niet hervatten, want
dat maakte haar onbeschrijfelijk melankoliek. De piano had zij met het
sleuteltje gesloten en zij wilde er niet eens naar kijken. Zij had zoo'n
trek eigenlijk om te spelen, droevige, zachte, sombere melodien, maar
zij deed 't toch maar niet, om Jans en de buren niet te ergeren, en ook
om dat zij 't in zich zelf ongepast vond. Zij zat maar te droomen van
vroeger en naar haar vaders portret te kijken, dat aan den wand hing.
Dan dacht zij na,--en zij moest er bitter om lachen--wat 't haar een
strijd en een moeite had gekost om
|