m ook kunnen verlaten! Hij had 't zelf gewild, ja, maar ze had 't
toch niet moeten doen ze had het nooit moeten doen! Waarom was ze ook
getrouwd, waarom was ze wech-gegaan uit zijn beschermende armen, die zij
verwarmde, die haar alleen nog konden omhelzen en zonder haar leeg en
slap neerhingen. En nu dood, zuchte zij ... Maar ... dood? nee, hij was
niet dood, hij kon niet dood zijn! Hij was maar ongesteld; hij moest
toch wel erg ongesteld zijn, dat ze zoo telegrafeerden van huis! Of
misschien ook niet, misschien hadden ze den indruk willen verzwaren, om
te maken dat Jozef en zij gauw overkwamen, om geen last met den ouden
heer te hebben en te zorgen, dat hij in geen geval alleen stierf, dat
daar geen mogelijkheid voor zou zijn. Ja, zoo moest het wezen. En zij
stond gauw op om verder door te pakken, met het vaste besluit dadelijk
naar huis te sporen. Jozef zou wel toestemmen, hij vond alles goed, wat
zij wou. Daar stond Jozef weer in-eens voor haar.
--Je vader is van-middag overleden, zei hij bedaard en hoogst ernstig,
en hij hield haar den telegram voor.
Zij nam dien niet aan, andwoordde niet, ging weer op den stoel, waar ze
daar-zoo over alles had nagedacht zitten. Met wijd open oogen keek ze
Jozef strak in zijn gezicht. Twee dikke tranen vielen op haar licht
bruine japon. Zij huilde een oogenblik stil en hevig. Toen stond ze op
in een overgegeven houding, heel week:
--Nou ben ik wel heelemaal voor jou en voor niemant anders op de wereld,
zei ze. Zij legde haar armen om zijn hals. Hij sloeg zijn handen om haar
schouders. Hij kreeg ook tranen in zijn oogen en zag er haar zwarte haren
in golven aan zijn borst. En zij zagen mekaar aan, beiden opgewonden door
den heftigen toestand.
Toen Mathilde met de koffers klaar was gekomen, waschte zij haar oogen
en ging Jozef opzoeken in den tuin. Zij kwam in de vestibule en keek
naar de eetzaal. De zon daalde bedaard wech achter de huizen van Keulen,
zij bereikte de tafel niet meer. Een paar kellners liepen haastig af en
aan. De tafel was bijna heelemaal opgeredderd. Over het wijn-en
vetvlekkig tafellaken vlogen vliegen in korte kringen om de vergeten
broodkruimels heen. Een zware gemengde etensreuk benauwde de zaal. Op
de vloer was een stukje rotte appel en een druivenschil gevallen. De
stoelen stonden door elkaar, een eind naar achteren geschoven de
servetten hingen er lusteloos en verkreukeld over heen. Er kwamen twee
meiden de glazen uitwasschen in een hoek van de zaal. E
|