--Zal u er ook wat peper bij nemen, mevrouw? vroeg een hollandsche stem
aan Mathildes linker kant.
In de rondte was het gesprek aan tafel nu algemeen geworden. Allerlei
stemmen, doortruffeld van het vorkgepik op de borden en het geluid van
slikken, klonken door-een. Hier en daar begon men geanimeerd te worden.
Een roodachtig heer hoestte in zijn servet, een slok wijn was zijn
verkeerde keelgat ingegaan. Een oude dame, met witte muts en paarsen
linten er aan op het hoofd, draaide zich naar hem toe, wilde hem helpen.
Maar hij stelde haar gerust met zijne korte kleine hand. Hij nam een
slok water. Een paar plaatsen verder sloten nieuwe bekenden vriendschap.
Links had een diskussie plaats over politiek. Het begon warm te worden
in de zaal. De dame die zoo lang naar den jongen kellner had gestaard,
wenkte hem en verzocht hem minzaam de middendeur open te laten staan.
Door de vestibule heen zag men nu in het wuivende groen van den tuin,
die aan den anderen kant van het hotel was. Men beproefde ook door een
venster versche lucht te krijgen. Een oogenblik hoorde men den Rhijn in
zacht golfgeklots voorbij spoelen. Maar 't tochtte en op algemeen
verlangen werd het venster weer gesloten.
--He, ik wou, dat we al thuis waren zei Mathilde.
Het eten duurde voort. Twee oude jonge heeren veegden hun voorhoofden
af. Zij hadden zich bizonder te goed gedaan. Een bejaarde dame zuchtte
van benauwdheid. De kellners zagen oplettend na wie nog te bedienen was.
De zonneschijn was langzamerhand gedaald van de muren en van de stapels
borden op de dientafels, die er tegen aanstonden, was ook niet meer op
de gezichten van de eters, maar brandde nog alleen op de halzen en
ruggen van hen, die aan den vensterkant zaten.
Zij gingen aan het dessert. Eerst kwam de moskovische taart. Een paar
heeren, die haast hadden, rolden hun servetten slordig op, keken voor
zich, stonden op met stoelgekraak en een lichte beweging van de dames
aan hun zijden, bogen even, terwijl ze met iets zenuwachtigs in hun
oogen een blik over het gezelschap lieten gaan, dat hen een oogenblik
te-rugbekeek en waarvan heel ouden en heele jongen groetten gingen gauw
heen door de vestibule, namen daar hun gele strooye hoeden van den
breeden erg beladen kleerenstandaard, hun dunne wandelstokken uit den
bak er onder, en liepen schielijk de deur en den tuin uit.
Door een andere deur, van op-zij, kwam nu de portier van het hotel
binnen, nam zijn breedbollige pet af en ging op zij
|